DIT BOEK WORDT ZONDER WINSTOOGMERK OF (VERBORGEN) COMMERCIËLE MOTIEVEN TER BESCHIKKING GESTELD.
PREVIEW
Maart 2025
Dit is een preview van een manuscript dat hopelijk later dit jaar als gratis e-boek (of hoogstens tegen kostprijs) in het Nederlands en het Engels wordt uitgegeven. Dit project is geheel en al vrijwilligerswerk en niet commercieel.
Ben je deskundig op het gebied van online boekpublicaties en/of -marketing dan kom ik graag in contact met je.
Ideeën, correcties en andere opmerkingen, die dit boek ten goede komen, worden zeer op prijs gesteld! Ook kun je een PDF aanvragen , dat leest prettiger. Je kunt mij via het contactformulier onderaan een bericht sturen.
Ik wens je veel leesplezier!
Willem Gerritsen
WITTE KONIJNEN OP DE CAMINO
Magie op de Carrer del Miracle
Willem Gerritsen
Eerste editie: 2025
© 2025 Willem Gerritsen
Coverafbeelding:
© Willem Gerritsen
Vormgeving en lay-out:
Willem Gerritsen
Foto's:
© Willem Gerritsen
Portretwerk:
AnneMarleen Cornelissen
ISBN n.v.t.
Uitgever: n.v.t.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, internet of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteur.
Voor Ellen
‘Het witte konijn is een teken van de mogelijkheid tot spirituele verlichting en een ontmoeting met het Goddelijke. Het witte konijn symboliseert een uitnodiging om uit het gewone leven te stappen en een buitengewone reis te gaan maken.’
Citaat van internet
DEEL 1
Stof, slijk, zon en regen,
dat is de Camino de Santiago
Duizenden pelgrims,
en reeds meer dan duizend jaar.
Pelgrim, wie roept je?
Welke geheime kracht trekt je?
Niet de Campo de las Estrellas,
noch de grote kathedralen.
Niet de grootsheid van Navarra
of de wijn van Rioja,
noch de Galicische zeevruchten
of de velden van Castilië.
Pelgrim, wie roept je?
Welke geheime kracht trekt je?
Niet de mensen langs de Camino,
of de tradities van het land.
Niet de geschiedenis en de cultuur,
noch de haan van Calzada,
het paleis van Gaudi,
of het kasteel van Ponferrada.
Dit alles zie ik in het voorbij gaan
en het is een genot dit alles te zien,
maar de stem die mij roept
voel ik veel dieper in mij.
De drijvende kracht in mijzelf,
de kracht die mij trekt,
zijn geen van beide de verklaring.
Alleen Hij van Boven weet het!
Tekst op een muur in de omgeving van Nájera, ondertekend door E.G.B.
Aanleiding
Het begon met een Camino van huis uit naar Saint-Jean-Pied-de-Port in zuidwest Frankrijk aan de voet van de Pyreneeën, vlakbij de grens met Spanje, ruwweg zo’n 1500 km. Daarna gingen de remmen er van af. ‘Het pelgrimeren is een verslaving zeggen sommigen, maar ik zeg dat het een obsessie is. Voor mij tenminste.’ schreef ik in mijn dagboek op één van de 332 dagen die ik in de jaren 2021-2024 op Camino’s doorbracht. Tijd genoeg om te filosoferen over de bijzondere waarde van de pelgrimswegen naar Santiago. Ik werd daarin aangemoedigd door de miraculeuze ontmoeting met een wit konijn.
‘The Camino provides’ luidt een bekend gezegde. Tijdens mijn duizenden kilometers op de Camino waren toevallige gebeurtenissen vaak té toevallig om vol te houden dat - zoals ik dat meestal noem - ‘het universum’ daar part noch deel aan zou hebben en zo groeide het vertrouwen dat ‘langs de Camino een onzichtbare magische wereld is met een beschermende bewaker die je zal begeleiden en die op je wacht om je geluk te geven’ en die je in iedere behoefte voorziet.
Eerlijk gezegd zag ik niet alleen mijn vertrouwen groeien maar ook mijn zorgen over de toenemende commercie ten dienste van steeds grotere aantallen toeristen, luxelopers en elektrofietsers, wat het authentieke karakter van de Camino zou kunnen aantasten.
Van zorgen wordt niemand wijzer. Daarom heb ik mij ertoe gezet dit boek te schrijven om bij te dragen aan behoud van de bijzondere betekenis van de pelgrimswegen naar Santiago en hopelijk inspireert het je ontspannen op weg te gaan en volop te genieten van jouw Camino naar Santiago als bron van spiritualiteit, want de 'Carrer del Miracle' is een uitnodiging aan jou, lezer, om uit het gewone leven te stappen en een buitengewone en miraculeuze reis te gaan maken.
Voor wie dit boek geschreven is
Van lopen dromen naar lopen op de Camino.
Het is geen toeval, dat je dit boek in handen hebt: je hebt gehoord over de Camino naar Santiago en wellicht over de magie ervan. Die bijzondere paden die na honderden, soms zelfs duizenden kilometers op het grote plein bij en in de kathedraal van Santiago eindigen. Je droomt over de Camino en je wilt er wel eens wat meer over weten en zelf gaan ervaren hoe het is om daar te lopen. Voor jou komt dit boek op het goede moment want hiermee heb je de informatie in handen om van je Camino een bijzondere en magische tocht te maken.
Wellicht ben je nog niet zo ver. Je hebt wel eens gedacht een Camino te ‘doen’, maar je denkt er nog niet aan toe te zijn. Je hebt het idee van een Camino wellicht een tijd lang van je afgezet omdat je vindt, dat andere zaken belangrijker zijn en je geen tijd hebt of omdat je nooit zo ver zou kunnen lopen. Misschien denk je wel, dat je te oud bent, niet sterk genoeg of te onbeholpen of dat je eerst meer over de Camino moet weten. Misschien ben je bang voor honden, wolven, wilde zwijnen of voor sommige mensen onderweg en heb je het daarom uitgesteld. Misschien maak jij je zorgen over het slapen in slaapzalen met stapelbeden vol snurkende mensen. Het verlangen naar de Camino kan achter deze hoge drempels in je sluimeren, maar toch blijft hij je roepen.
Dit boek is geschreven om je over deze drempels te helpen en meer dan dat: het wijst je de weg naar de magie van de Camino om te ontdekken, dat de Camino veel meer is dan een willekeurige langeafstandswandeling of een leuke vakantie. Van lopen dromen naar lopen over de Camino en meer, want jouw Camino kan een pelgrimage, een spirituele ontdekkingsreis worden. Daarom komt dit boek op jouw pad.
Maar wat betekenen die woorden Camino, pelgrim en pelgrimeren precies? Dat vertel ik je in het volgende hoofdstuk.
Pelgrimeren op de Camino naar Santiago
Een ontdekkingsreis van helende, verrijkende en spirituele inzichten.
Camino is het Spaanse woord voor ‘weg’. De Camino de Santiago, of kortweg ‘de Camino’, is dus simpel de weg naar Santiago. Wel een bijzondere weg, namelijk traditioneel een pelgrimsweg naar de relieken van Sint Jacobus in de kathedraal van Santiago de Compostela. De pelgrimswegen naar Santiago zijn geen gewone lange wandelpaden, geen Grand Randonnées. Op een ‘gewone’ GR lopen mensen vooral om het plezier van het wandelen over langere afstanden. Het verschil met een GR zit hem in de spirituele essentie van de Camino, waar lopers bewust of onbewust in het voetspoor van een eeuwenoude pelgrims-traditie treden. Pelgrims liepen van oudsher de Camino om uiteenlopende redenen. Boeven werden veroordeeld tot een pelgrimage als boetedoening, anderen gingen op pelgrimstocht naar de relieken van Sint Jacobus op zoek naar vergeving van zonden, verlichting van geest of het verkrijgen van aflaten door het bereiken van het einddoel.
Tijdens mijn eerste dagen op weg naar Santiago dacht ik dat een ‘echte’ pelgrim op de Camino van Santiago een gelovige katholieke bedevaartganger was, op weg naar de relieken van Sint Jacobus. Ook al had ik mij voorgenomen met een spirituele intentie op weg te gaan, meditatief lopen noemde ik het, toch was ik terughoudend, mezelf een pelgrim te voelen en te noemen. Ik was geen katholiek, laat staan gelovige katholiek, en eerlijk gezegd was ik nogal sceptisch over de vermeende relieken in de kathedraal van Santiago. Dat ben ik trouwens nog steeds, maar doordat gaandeweg het inzicht doorbrak, dat niet de relieken, maar de Camino met zijn geestverruimende potentie zelf het doel van de pelgrimstocht mag zijn, kon ik mij vrijelijk vereenzelvigen met de rol van pelgrim als spirituele ontdekkingsreiziger.
Het pelgrimsgetuigschrift van de pelgrimage, de compostela, is traditioneel een officieel kerkelijk document op naam van de pelgrim met de volgende tekst (in 2024):
‘Het Kapittel van deze Heilige Apostolische en Aartsbisschoppelijke Kerk van Compostela, bewaarder van het zegel van het Altaar van Sint Jacobus de apostel, die authentieke visitatiebrieven opstelt voor alle gelovigen en pelgrims afkomstig uit alle delen van de wereld, die met een houding van devotie of vanwege een gelofte of belofte een pelgrimstocht maken naar het Graf van de Apostel, onze patroonheilige en beschermer van Spanje, erkent voor allen die dit document in acht nemen dat: (naam pelgrim) deze allerheiligste tempel toegewijd heeft bezocht en de laatste honderd kilometer te voet of te paard of de laatste tweehonderd per fiets heeft afgelegd met christelijk sentiment (pietatis causa). Als bewijs waarvan ik dit document presenteer, bekrachtigd met het zegel van dezelfde Heilige Kerk.’
Dit document stelt slechts vast, dat de pelgrim de ‘allerheiligste tempel toegewijd heeft bezocht’. Het belooft niets. Het halen van deze eindstreep op zich bezorgt de pelgrim geen absolutie van zonden en of een aflaat. Al kan een voltooide pelgrimage naar Santiago onder voorwaarden in principe een dergelijke beloning geven, dan nog is dat tegenwoordig voor steeds minder mensen de reden om naar Santiago te gaan. Veel meer wordt, naast sportieve en of toeristische redenen, de Camino op grond van persoonlijke en of spirituele motieven belopen, vaak in de hoopvolle verwachting van interessante ervaringen onderweg, zoals vriendschappen, helende inzichten, geestelijke groei en zelfs transcendente ervaringen. Het bezoek aan de vermeende relieken van Jacobus de Meerdere in de kathedraal van Santiago en de religieus getinte tekst van de compostela kan dan als een zinvol ritueel worden beschouwd maar is niet meer het ultieme doel van de pelgrimage in de traditioneel kerkelijke zin. De Camino zelf is het doel geworden en Santiago het eindpunt van een voor velen buitengewone reis.
In het verleden was je een bedevaarder of pelgrim door op weg te zijn naar een religieus bedevaartsoord. Naarmate de weg als doel op zich wordt ervaren verruimt het begrip pelgrim in de zin van reiziger op weg naar een bedevaartsoord, naar ontdekkingsreiziger van verrijkende en spirituele inzichten op de weg zelf.
Waar dit boek niet en wel over gaat
Een spirituele ontdekkingsreiziger gaat vol vertrouwen op weg
Als informant bij het Nederlands Genootschap van Sint Jacob krijg ik veel vragen over het pelgrimeren, bijvoorbeeld over het openbaar vervoer, in welke tijd van het jaar je het beste kunt gaan, routebeschrijvingen enzovoort. Internet geeft volop antwoorden op dergelijke vragen. Dat gaan we hier niet overdoen. Dit is een gids voor alle Camino’s, maar laat hem gerust thuis als je op weg gaat want het is geen reisgids in de gebruikelijke zin van het woord. Het geeft geen informatie over routes inclusief faciliteiten zoals eetgelegenheden, overnachtingsplaatsen, wat je kunt bezichtigen langs de routes of geschiedenis. Het gaat er ook niet over wie of wat wel of niet hoort op de Camino. Iedereen moet dat voor zichzelf weten, zolang elementaire beschavingsregels, zoals respect voor de ander en de natuur worden in acht worden genomen. Wil je fietsen op de Camino? Prima. Wil je met een georganiseerde reis in een groep op de Camino lopen of te paard gaan of als middeleeuwse monnik verkleed? Met een hond of een ezel? Allemaal prima. Deze ‘gids’ velt geen oordeel over enige vorm van voortbewegen of motivatie. Laat voor alles duidelijk zijn, dat fysieke beperkingen de keuze voor je transport kunnen beperken en dat geen enkele wijze van voortbewegen op de Camino het universum ervan kan weerhouden om zich te manifesteren. Dat geldt ook voor onverschillig met welke motivatie of intentie iemand zich op de Camino begeeft. In principe is de Camino een openbare weg waar iedereen gebruik van kan maken, pelgrim of niet, maar het is de vraag wat het meest recht doet aan de Camino als pelgrimsweg, als spirituele ontdekkingsreis.
Een interessantere vraag die mij regelmatig wordt gesteld, is wat ik de mooiste route vind, want dat leidt naar het eenvoudige besef dat alle routes mooi zijn, mits je besluit elke minuut op de Camino gelukkig te zijn, wat er ook gebeurt. Zorgen staan geluk in de weg. Belangrijk dus, dat jij je goed voorbereidt, fysiek en mentaal. Dat maakt ruimte voor geluk en vertrouwen. Door vol vertrouwen op weg te gaan zal je het meest kunnen profiteren van de bijzondere waarde van de Camino en zal je zien hoe wonderlijk mooi het lopen van een Camino kan zijn, zelfs als die over een industrieterrein loopt. In de volgende hoofdstukken vertel ik je, wat ik aan voorbereidingen doe voor een zorgeloze pelgrimstocht, waaronder de fysieke en mentale training en het samenstellen van een complete maar eenvoudige uitrusting. In het tweede deel vindt je veel van mijn gedachten daarover terug, verstopt in de verhalen van twee lange Camino’s, die als illustratie in dit boek zijn opgenomen.
Materiële voorbereiding
Z=AxBxCxPxW. In woorden: de zwaarte van het wandelen wordt bepaald door de factoren afstand, bagage, conditie, parcours en weer.
Jeroen Gooskens, Ver onderweg.
Rugzak en kleding. Veel informatie is op het internet te vinden, maar telkens weer zie ik, dat mensen het voor onmogelijk houden, dat een rugzak niet meer dan zes kilo kan wegen en heeft men vaak geen idee hoe je het gewicht van een complete uitrusting in de hand houdt, vandaar dat het hier extra aandacht krijgt. Het is zaak, dit goed voor mekaar te hebben zodat je uitrusting letterlijk en figuurlijk niet als een last op je drukt.
De rugzak
Er circuleert een regel, dat de rugzak idealiter 10% van je lichaamsgewicht zou mogen wegen. Deze regel geldt hoogstens als je niet meer dan 70 kg. weegt. Er is geen logische relatie tussen het lichaamsgewicht en wat je kunt dragen. Mijn devies is: zo licht mogelijk. Beperk de basisuitrusting tot vijf kilogram of zeven als je een tentje met toebehoren meeneemt. Neem geen spullen mee ‘voor de zekerheid als….’ en vertrouw erop, dat mocht je onderweg iets te kort komen, de Camino erin zal voorzien. Hoe meer vertrouwen, hoe lichter, maar niet ten koste van alles. Gebruik je gezonde verstand en een (keuken-) weegschaal. Lopend op vlakke wegen zal een kilo meer of minder niet veel uitmaken, in de bergen echter des te meer. Ik heb ze meegemaakt, wandelaars met vijftien kilo of zelfs nog meer. In extreme gevallen met én een rugzak én een ‘borstzak’. Ik moet er niet aan denken! Bij mijn eerste Camino’s droeg ik een rugzak van rond acht kilo, water en voedsel niet meegerekend. In latere jaren heb ik daar nog ruim drie kilo van afgekregen zonder dat het ten koste van mijn comfort ging. Een rugzak van vijf tot zeven kilogram voel je na een paar dagen lopen niet meer en is voor vrijwel iedereen zonder problemen over langere afstanden te dragen. Daardoor heb je geen apart transport van je bagage nodig, wat betekent dat je niet gebonden bent aan een bepaalde overnachtingsplaats en je stoppen kunt wanneer je maar wilt. De geringe last van je rugzak valt in het niet bij de vrijheid die het je onderweg geeft.
Natuurlijk moet je rugzak van goede kwaliteit zijn en liefst persoonlijk aangemeten in een gespecialiseerde winkel, maar let vooral op het gewicht van de rugzak zelf want voor je het weet loop je met een rugzak van twee kilo of nog meer, terwijl minder dan een kilo goed mogelijk is. Dertig, hoogstens vijfendertig liter is genoeg. In de rugzak verstop ik een tag, zodat ik hem bijvoorbeeld na een vlucht gemakkelijk kan traceren.
Een handig principe is, dat sommige zaken voor meerdere doelen kunnen worden gebruikt. Zo gebruik ik bijvoorbeeld mijn regenjas ook als windstopper en als regenhoes over mijn rugzak. Dat scheelt al gauw een halve kilogram.
Wat neem ik niet mee? Zeker is, dat je op de Camino geen spullen nodig hebt om dagenlang selfsupporting in de bush te verblijven. Dus geen kooktoestellen, pannen, borden, bekers, uitgebreide noodvoorraden, reservekleding en –onderdelen. Ik kwam iemand tegen met een rugzak van 16 kilo. Hij verdedigde het meenemen van een kooktoestel met toebehoren met het argument, dat hij overal waar hij maar wilde een kop koffie kon maken. Een mooi voorbeeld, hoe de illusie van het voorkomen van een zeldzame rampzalige koffieloze dag het leven letterlijk én figuurlijk zwaar maakt. Soms eet ik een blik koude bonen of iets anders. Kan prima. Koude bonen, geen koffie, dat wordt afzien zal je misschien denken en inderdaad als dat je stellige verwachting is, dan wórdt het afzien. Misschien helpt het je, als ik je vertel, dat ik op de meer dan driehonderddertig dagen dat ik onderweg was misschien op tien dagen geen koffie heb gehad.
Geef het universum een kans om tot je door te dringen en in je behoeften te voorzien, wanneer dat nodig is. Laat alles thuis wat je kan weghouden uit het hier en nu en waarmee je op de Camino prima zonder kunt: oortjes, e-readers, boeken enzovoort. Maak niet alleen je rugzak zo licht mogelijk, maar ook je gedachten en oordelen.
Wat gaat mee in de rugzak?
Aan kleding gaat alles mee wat ik voor alle weersomstandigheden nodig heb: warm, koud of nat weer. In de zomer neem ik minder mee dan in de winter, maar ook in de zomer kan het ’s avonds koud worden, vooral als je hoog in de bergen zit. Houdt daar rekening mee.
Eén lichtgewicht korte broek, gemaakt van een lange merino(mengsel) broek, waarvan de knieën kapot waren gegaan door een val. Het is mijn reservebroek die ik aantrek als mijn lange wandelbroek in de was gaat. Als je niet bang bent om je kuiten te verbranden in de zon kan het natuurlijk ook andersom. Eén merino T-shirt. Merino is niet goedkoop, maar droogt snel en het neemt geen zweetlucht aan, in tegenstelling tot synthetische sportkleding of katoen. Eén onderbroek. Die trek ik ’s avonds aan na het douchen en houd hem aan tot de volgende avond. Dan gaat die in de was en trek ik de onderbroek aan die ik de vorige avond gewassen heb. De onderbroek fungeert zo nodig ook als zwembroek. Mutatis mutandis kan dameslingerie als bikini dienen heb ik gehoord, maar daar heb ik geen verstand van. Verder neem ik een fleece-jasje mee, soms ook nog een licht wollen truitje en meestal een gewatteerd jasje of een donsjasje. Zolang het niet vriest, is dit voor mij genoeg. Je kunt het op verschillende manieren combineren in laagjes naar gelang de temperatuur. Verwacht je lagere temperaturen, neem dan ook handschoenen mee, een muts en of een buff en eventueel een thermo-legging en thermo–shirt met lange mouwen. Niet bang zijn, dat je het onderweg te koud krijgt. Wordt het kouder dan je had verwacht dan kun je altijd nog iets warms kopen en is je slaapzak ’s nachts niet warm genoeg, dan kun je de jas aanhouden, maar meestal zal het niet zo’n vaart lopen. Eén of twee paar sokken. Niet meer. Onderweg zijn ze bij elke grotere supermarkt te koop. Sommigen zweren bij merino, anderen bij katoen, wol of speciale wandelsokken. Weer anderen lopen het liefst met teensokken. Zelf begin ik een tocht meestal met teensokken om de huid van de tenen extra te beschermen. Na een paar honderd kilometer heeft zich voldoende eelt gevormd, waarna ik met gewone sokken toe kan.
Regenkleding is een hoofdstuk apart. Net als bij sokken en schoeisel heeft iedereen een eigen voorkeur. Ik zie van alles voorbijkomen: een regenjack met een regenbroek met of zonder ritsen van boven naar beneden langs de pijpen om hem gemakkelijk aan te trekken, plastic (wegwerp-)poncho’s, paraplu’s. De ideale outfit bij veel regen heb ik niet gevonden tot nu toe. Ik gebruik een lichtgewicht regenjas met een rits aan de voorzijde en een extra bult aan de achterzijde voor over de rugzak. Dat scheelt weer een regenhoes over de rugzak. Ik maak de rits los als de bui voorbij is en trek mijn armen uit de mouwen. Dan hangt hij als een losse cape over mijn schouders te drogen: lekker luchtig, want vooral als het niet heel koud is, wordt het geheid zweten in een regenoutfit, ook als die zogenaamd ademend is. Soms gebruik ik deze regenjas als windstopper.
Wat nog meer? Een lepel en een vork, liefst gecombineerd als ‘spork’. Een simpele ijzeren S-haak is erg handig om spullen mee op te hangen aan het bed of in de douche. Ik maakte er één van een kleerhanger. Een paar slippers voor ’s avonds, een sneldrogend handdoekje en toiletartikelen, een zitmatje, een lampje of een hoofdlamp voor als de dagen kort zijn, een oplader voor mijn telefoon en niet te vergeten een tasje met daarin ontsmettingsmiddel, een tekenverwijderaar en een nagelschaartje, eventuele medicijnen, een rol sporttape en een paar steriele gaasjes en pleisters. Ook als je het zelf niet nodig hebt, dan nog is het fijn als je daar een andere wandelaar mee kunt helpen.
Verder een documententasje met een koord, waar mijn papieren in zitten en die ik om mijn nek kan hangen als ik mijn rugzak ergens moet achterlaten.
Altijd neem ik, afhankelijk van het seizoen, een slaapzak of een lichtere fleecedeken mee: lekker om in of op te liggen: ik houd niet zo van de dekens die vaak in herbergen beschikbaar zijn.
Alles gaat bij mij op een keukenweegschaal. Moet ik bijvoorbeeld kiezen tussen twee dezelfde soort truitjes, dan gaat de lichtste mee. Vervolgens zet ik alles in een Excel-bestand zodat ik precies zie wat het resultaat is van mijn wikken en wegen.
De spullen in mijn rugzak worden in twee of drie drybags van verschillende kleur gesorteerd en opgeborgen, dan blijft het droog en compact en is alles gemakkelijk terug te vinden.
Achter in het boek staat een lijst met alles wat ik meeneem. Daar staan ook spullen bij, die eventueel extra meegenomen kunnen worden, zoals kampeerspullen.
Wandeloutfit.
Een lange merino(-mengsel) broek: licht van gewicht. Die laat zweet goed door zonder te kleven en is snel droog na een regenbui of een wasje. Als het ’s nachts koud is, dan gebruik ik hem ook als pyjamabroek. Ik heb twee minizakjes met een drukknoop-sluiting aan de binnenzijde gemaakt, waar ik een ID-kaart en een betaalkaart in bewaar. Worden al m’n spullen gejat, dan kan ik toch verder, tenzij ze ook nog m’n broek uittrekken. Als ik door gras loop stop ik de broekspijpen in m’n sokken om teken buiten te houden. Verder een merino T-shirt en eventueel laagjes kleding uit de rugzak: een fleecejasje, een wollen truitje, een gewatteerd jasje en eventueel ook nog een regenjas/poncho. Een pet of een hoed. Het laatste beschermt de nek en de oren beter als de zon fel schijnt. Schoenen is iets, waar iedereen anders over denkt. In het algemeen zeg ik ook hier weer: hoe lichter hoe beter, want het gewicht van je schoenen voelt minstens dubbel zo zwaar als gewicht in je rugzak. In ieder geval moeten de zolen een goed profiel hebben en ze moeten, omdat je voeten bij lange tochten uitzetten, minstens een maat groter zijn dan wat je gewend bent te dragen. Soms is een extra brede schoen de oplossing om blaren aan de tenen te voorkomen. Speciale inlegzooltjes kunnen nuttig zijn, bijvoorbeeld met extra steun voor het gewelf van de voet, of dun bij de tenen waardoor die meer ruimte krijgen. Als het voortdurend regent is bijna geen schoen waterdicht. Neem een extra stel inlegzooltjes mee als reserve, dat is fijn als de zooltjes nat zijn geworden. Ik hoorde enthousiaste verhalen over waterdichte sokken, maar heb daar (nog) geen ervaring mee. Sommigen willen enkel-hoge schoenen, zelf heb ik het liefst lage trailrunners: licht en snel drogend.
Over wandelstokken wordt eindeloos gediscussieerd. De één zweert er bij, de ander verfoeit ze. Het varieert van een eenvoudige stok of tak tot dure opvouwbare lichtgewicht carbon stokken. Ik loop bijna altijd met stokken. Zie maar in de praktijk wat jou het beste bevalt. Eén ding is zeker: met stokken krijg je geen dikke handen tijdens het lopen en je kunt er honden goed mee op afstand houden. Vaak mogen ze niet mee in de cabine van een vliegtuig, waardoor je extra kosten krijgt voor ruimbagage.
Informatie en het web
Als je internet afstruint vind je vanzelf veel handige apps en facebook-pagina’s met nuttige informatie over routes, logeeradressen etc. In een aantal landen zijn caminoverenigingen actief. In Nederland is dat het Genootschap van Sint Jacob. Als je de site van het Genootschap van voor naar achteren hebt uitgespeld, ben je al heel goed geïnformeerd. Hetzelfde geldt voor de site van het Vlaams Compostela Genootschap. Een paar suggesties wil ik je niet onthouden.
□ De site caminoweather.com die per (deel van) je Camino gemiddelden voor het weer geeft. Handig als je wilt weten of je warme kleding mee moet nemen, maar je krijgt geen garantie voor ideaal wandelweer.
□ De Spaanse app AlertCops, voor als er iets vervelends aan de hand is.
□ De site Rome2rio.com die je veel informatie geeft over het openbaar vervoer. Overigens ben ik van mening, dat een al te gretig gebruik van het openbaar vervoer, inclusief taxi’s, bevorderlijk is voor het boosten van gemakzucht maar minder bevorderlijk voor een authentieke pelgrimservaring.
Let op, dat je een goede weer-site op je telefoon hebt, die je kan waarschuwen voor ongunstige weersomstandigheden.
Andere nuttige sites vind je gemakkelijk op het internet. Daar verder zoeken laat ik verder aan jou over: die pret wil ik je niet onthouden.
Wandelgidsen en routeboekjes zijn informatief maar hebben als nadeel, dat het een extra gewicht is in je rugzak en dat ze kwetsbaar zijn op een regenachtige dag. Bovendien is de informatie al snel gedateerd. Ik neem ze niet mee. Alle informatie zit in mijn telefoon.
Fysieke voorbereidingen
Het is een edele kunst; weet hoe je moet wandelen en je weet hoe je moet leven.
Stephen Graham
‘Het geluk van de wandelaar’ is de titel van een boekje, rond 1925 geschreven door Stephen Graham en recent in een Nederlandse vertaling uitgegeven. Graham was een hartstochtelijk wandelaar, die de halve wereld afliep en daarbij het liefst de nachten in de natuur doorbracht. Ondanks dat zijn uitrusting niet de technische verfijning had zoals wij dat tegenwoordig kennen, geeft hij interessante praktische adviezen, die nog steeds actueel zijn. Hij schuwt daarbij filosofische beschouwingen over het nut en de intrinsieke wijsheden van het wandelen niet, los van achterhaalde inzichten zoals zijn lofzang op het roken van tabak, maar de essentie van het wandelen als een gezonde en inzicht gevende activiteit komt in dit boekje mooi naar voren.
Hopelijk brengt dit boek dezelfde waarden voor het voetlicht, te beginnen met een beschrijving van de noodzakelijke fysieke maatregelen voor een geslaagde Camino.
De fysieke training
Het is misschien overbodig te zeggen dat je voorafgaand aan je lange wandeling zo veel mogelijk moet lopen. Ik heb te veel wandelaars gezien die onvoorbereid op stap gingen en vaak gaf dat problemen. Loop naar je werk en terug naar huis. Laat de auto ergens onderweg staan en loop de laatste vijf kilometer naar je werk. Doe je boodschappen lopend. Maak één of twee keer in de week een lange wandeling en werk geleidelijk toe naar twintig kilometer of meer. Loop zo veel mogelijk je wandelschoenen en wandelsokken in. Neem de trap in plaats van de lift, al woon je veertien hoog.
Als het je lukt, het gewicht van je rugzak beneden de vijf kilo te houden, dan hoef je niet met een gevulde rugzak te trainen, ofschoon het wel verstandig is om het lopen met je rugzak een paar keer uit te proberen. Lukt het niet, de rugzak licht te houden, ga dan vaak trainen met een gevulde rugzak om aan het gewicht te wennen. Maar beter kun je kijken, wat je er allemaal nog uit kunt gooien voordat je vertrekt.
Eenmaal aan je Camino begonnen is het raadzaam in het begin niet meer dan vijftien tot twintig kilometer per dag lopen. Zo heb je minder kans op blessures. Je conditie gaat in de eerste dagen en weken met sprongen vooruit en voor je het weet loop je met gemak dag in dag uit twintig tot dertig kilometer in vlak terrein. Je Camino is een intensieve sporttraining!
Blaren
Een heel hoofdstuk over blaren? Ja, veel wandelaars op de Camino hebben last van blaren. Het kan dus geen kwaad, daar iets over te zeggen. Als je heel zeker weet dat je geen blaren krijgt mag je dit stuk overslaan, hoewel, je kunt andere lopers met blaren goed helpen als je toch even doorleest. Ik heb zelf op pijnlijke wijze geleerd wat wel en niet werkt bij blaren en hoe je blaren zo veel mogelijk voorkomt.
Omdat je op de Camino elke dag een aanzienlijke afstand loopt wordt de huid van je voet vooral in het begin van je tocht kwetsbaarder dan je gewend bent en kun je daardoor een blaar krijgen. Sommigen gebruiken daar speciale voetsmeersels voor. Ik ben er niet zeker van dat het veel nut heeft en heb het dan ook nooit gebruikt, maar gebruik het als je denkt dat het helpt en doe verder alles wat zeker helpt om blaren te voorkomen. Dat betekent geschikte, goed passende schoenen en sokken. Wat geschikt is, is voor iedereen anders. Zoek dat ruim voor de aanvang van je wandeling uit. Ben je op weg en merk je een branderig gevoel in de huid van je voet, stop onmiddellijk en plak er poreuze sporttape over. Met een beetje geluk voorkom je zo een blaar. Blaren zijn pijnlijk maar als ze ontstoken raken, dan ben je helemaal de klos. Zorg daarom, dat je steriel te werk gaat als je een blaar behandelt. Daarom: geen draadje erdoorheen trekken want dan trek je bacteriën mee naar binnen en die gaan zich dan lekker te goed doen aan het openliggende huidje in de blaar en een ontstoken blaar doet zo’n pijn, dat je het liefst geen stap meer zet. Altijd de huid en schaar of naald ontsmetten, voordat je de blaar open maakt. Ik geef de voorkeur aan een klein scherp nagelschaartje en jodiumzalf (of een alternatief middel als je een allergie voor jodium hebt) uit een kleine tube. Geeft een blaar weinig of geen pijnklachten, laat hem dan mooi dicht zitten, dan komen er geen beestjes in, maar houdt wel in de gaten, dat hij niet groter wordt en plak er sporttape overheen. Moet de blaar worden geopend om hem te ontlasten van het vocht wat er in zit, smeer dan eerst wat jodium zalf (Betadine) op de huid en het schaartje. Knip daarna de blaar een klein beetje open. Je kunt de blaar ook met een naald openprikken, maar omdat dat gaatje erg klein is, loop je een kans, dat het met dezelfde vaart weer sluit. Druk de blaar leeg en dek hem daarna af met een poreuze sporttape waar het vocht van de blaar doorheen kan. De tape vormt een beschermende laag op de huid en blijft dagenlang zitten, ook bij het douchen. Wil je het helemaal goed doen, smeer dan wat jodiumzalf op de tape. Met deze aanpak kun je de volgende dag vrijwel pijnvrij verder lopen en loop je de minste kans op een ontstoken blaar.
De behandeling en het voorkomen van allerlei andere fysieke problemen kun je gemakkelijk terugvinden op het web.
Mentale voorbereiding
Begin met stil te zijn. Breng de buitenwereld tot zwijgen, zodat je innerlijke wereld je inzicht kan brengen.
Neale Donald Walsch
Als je wilt, dat je pelgrimage op de Camino een spirituele reis wordt dan is de mentale voorbereiding minstens zo belangrijk als de fysieke. In dit verband is vertrouwen een sleutelbegrip.
Geef uitsluitend aandacht aan positieve gedachten over je aanstaande Camino, verheug je erop en laat vanaf nu negatieve toekomstgedachten en doemscenario’s voor wat ze zijn: niet meer dan gedachten.
De volgende hoofdstukken zijn een weerslag van mijn ervaringen op de Camino. Wellicht brengt het je op ideeën, maar doe vooral wat je zelf bedenkt en wat bij jou past, zolang jij je er goed bij voelt.
De Camino als spirituele reis
De stem die mij roept voel ik veel dieper in mij.
Regel uit een gedicht van E.G.B.
Er wordt gezegd, dat de talloze toegewijde pelgrims de Camino een zekere energie bezorgden, tot uiting komend in een magische kracht, die van de pelgrimstocht een buitengewone reis kan maken met gebeurtenissen, die als wonderen worden geduid. De situering van het pad op veronderstelde leylijnen zou daar ook een rol bij spelen, zoals wel verondersteld wordt dat sommige kerken door de devotie van talloze gelovigen en een specifieke situering op leycentra geladen zijn met een stille religieuze energie. Die energie verdwijnt geheel of gedeeltelijk, zodra het godshuis in een museum verandert, laat staan in winkels, woningen of andere niet-religieuze vormen van exploitatie en commercie. Zo ook wordt wel gevreesd, dat de spirituele kracht van de Camino ten onder gaat aan het commerciële succes als toeristisch evenement met enorme aantallen hikers en het algemeen menselijke verlangen naar luxe en comfort wat niet plotseling bij een Camino ophoudt en wat in de afgelopen decennia steeds meer zichtbaar werd in de vorm van bagagetransport, luxe mogelijkheden om de nacht door te brengen, elektrische fietsen, volledig verzorgde wandelreizen en zo meer. Of deze vrees gegrond is valt te bezien gezien de aanhoudende stroom van verhalen van pelgrims in boeken en op het web over bijzondere voorvallen, die zich moeilijk als toevalligheden laten verklaren en nogal eens als ‘magisch’ worden aangeduid. Niettemin ben ik van mening dat het, zachtst gezegd, geen kwaad kan als je als loper je primair focust op spiritualiteit, niet alleen omdat het je zo veel meer brengt dan een gewone wandeling, maar ook omdat het een waardevolle bijdrage is aan de instandhouding van de bijzondere spirituele aard van de Camino, net zoals authentieke devotie van kerkbezoekers bevorderlijker is voor de stille religieuze energie van een kerk dan de rusteloosheid van een min of meer zakelijke functie. Daarom loop ik op de Camino niet als toerist, maar als pelgrim met een spirituele intentie.
Begin de mentale training voor een spirituele Camino met een doordachte samenstelling van je uitrusting, wat betekent dat je straks alles bij je hebt wat echt nodig is en niets meer dan dat. Zorg dat je voor je gevoel voldoende bent geïnformeerd over de Camino die je gaat lopen. Dan raak je daar op de Camino geen energie aan kwijt.
Ben jij iemand, die alles geregeld en onder controle wil hebben? Tegen jou wil ik zeggen: laat de controle los, loop in vrijheid en vertrouw erop dat de Camino, het Universum, God of hoe je het ook noemt, voor je zorgt. Maak je geen zorgen over accommodaties onderweg, geen zorgen over wilde dieren of mensen onderweg, geen zorgen over verdwalen, ongelukken, ziektes, slecht weer en wat verder nog aan calamiteiten bedacht kan worden. Hoe meer je vertrouwt, hoe meer rust in je hoofd, hoe meer je intuïtie door het universum wordt gevoed en hoe meer het geluk je toelacht. Prent je in dat je het kunt, schenk geen aandacht aan twijfels en ergernissen, maar verheug je op je pelgrimage.
Oefen met lopen in stilte en laat gedachten voor wat ze zijn. Schenk er geen aandacht aan, want stilte is noodzakelijk voor een ongestoorde reflectie van het universum. De cadans van het lopen helpt om je hoofd leeg te krijgen en je te ontdoen van oordelen, zorgen en andere veelal vluchtige gedachten die het contact met stilte in de weg staan. De aandacht naar buiten gericht, in het bijzonder aandacht voor alles waar je blij van wordt. Praat minder en luister des te meer. Luister en zie de wonderen van de Camino.
In de reisverhalen die ik je in dit boek ga vertellen barst het van de wonderen, meestal verstopt in de tekst, zoals wonderen zich verstoppen in het dagelijks leven. Wonderen zijn er altijd en overal. Hoe langer je op de Camino bent hoe meer je daarvoor open staat. Op de Camino krijg je als het ware les in het ontdekken ervan. Dat is het mooie van de Camino.
Reserveren of niet?
‘Zowel arme als rijke pelgrims van welke herkomst dan ook, die uit Santiago vertrekken of daar aankomen, moeten gastvrij worden ontvangen en onthaald’
Codex Calixtinus, boek vijf: De gids voor de Pelgrim.
Op het eerste gezicht lijkt het misschien vreemd, dat deze en de volgende paragraaf onder het hoofdstuk mentale voorbereiding is gezet. Het is geen vergissing. Het draait allemaal om het vertrouwen wat je hebt, dat de Camino, het universum of hoe je het ook noemt, voor je zorgt. Vaak heb ik gezegd dat Sint Jacobus voor mij een overnachtingsplaats reserveerde. Nooit had ik een probleem met het vinden van een slaapplaats. Meestal was ik in de eerste de beste herberg welkom zonder reservering. Soms maakte ik een reservering ’s ochtends voor de komende nacht, soms voor de twee komende nachten. Soms kreeg ik een slaapplaats voordat ik doorhad dat er een probleem was met een overnachtingsadres. Zo werd ik een keer ergens in Frankrijk opgepikt door een automobilist, die mij naar één van de twee onderdak-adressen in het nabijgelegen dorp reed. Beide adressen bleken te zijn gesloten. Vervolgens regelde mijn weldoener een alternatief adres vijftien kilometer verderop. Hij bracht mij er naartoe, nadat hij mij eerst nog een biertje aanbood op een gezellig terras. Soms wordt het ‘vanzelf’ geregeld, zoals de keer dat ik werd ingehaald door een hardloopster. Zij knoopte een praatje met mij aan. Ik vroeg haar of zij een plekje voor mijn tent wist. Zij belde met de directie van een verzorgingshuis en regelde dat ik kon overnachten in de prachtige tuin van een leegstaand rusthuis wat kort geleden buiten gebruik was gesteld. Soms met een duidelijk verzoek aan het universum zoals die keer dat ik in België in een klein dorp een slaapplaats zocht en in mijzelf zei: “Vader Jacob, doe er wat aan.” Binnen een minuut kwam een auto aangereden. De chauffeur stopte, waarop ik hem vroeg of hij een plekje wist om mijn tent op te zetten. “Loop maar achter mij aan.” Honderd meter verderop stopte hij bij zijn bescheiden woning, bood mij een mooi beschut plekje aan in zijn tuin met uitzicht over de weilanden. Zo kan ik nog wel even doorgaan met het opsommen van dit soort toevallige ontmoetingen, die in mijn ogen niet echt toevallig zijn. Het klinkt je misschien onwerkelijk in de oren, maar ik leerde te vertrouwen, dat problemen niet bestaan.
Moet je dan nooit reserveren? Natuurlijk niet. Gebruik je gezonde verstand en ga niet op de bonnefooi als lokaal de vakanties losbarsten of als je in een groep loopt, maar laat je bij je zoektocht niet leiden door angst want dat staat je geluk in de weg.
Alleen, samen of in een groep?
Een reisgenoot is ideaal. Toch weten we allemaal dat het ook voor goede vrienden een hele beproeving kan zijn om elkaar langere tijd gezelschap te houden. Daar kom je wel achter als je gedurende enige tijd met iemand een kamer deelt. Je komt over je metgezel zelfs tal van zaken te weten die je nooit van hem had verwacht, en hij van jou. Een wolkje dat niet groter is dan een mensenhand kan zich ontwikkelen tot een enorme donderwolk en dan komt er ruzie over iets wat achteraf gezien al die heisa nauwelijks waard leek. Zelfs een man en een vrouw die ideaal voor elkaar zijn zullen dat ondervinden. Een vriendschap wordt misschien door niets zozeer op de proef gesteld als door een lange trektocht. Je stelt elkaar bloot aan alle egoïstische, zelfingenomen trekjes die je eigen zijn. Misschien dat je die van jezelf niet eens herkent, maar wel die van je metgezel.
Stephen Graham
Zo is het precies en op de Camino gaat het niet anders, Stephen Graham schreef het een eeuw geleden al. Op de Camino win je vrienden en verlies je vriendschappen, wordt vaak gezegd. Het is aan jou om met deze overwegingen je keus te maken: alleen of samen lopen, maar als je op zoek bent naar de magie van de Camino kan je beter alleen gaan lopen. De hele dag door afstemmen op een ander en praten helpt meestal weinig om op het universum af te stemmen, dat is tenminste mijn ervaring en dat geldt des te meer als je met een groep loopt. Onderweg en ’s avonds in de albergue krijg je meestal voldoende gelegenheid voor contacten en een goed gesprek, als je daar behoefte aan hebt.
Samenvatting en aanbevelingen
Dit boek wijst je de weg naar de magie van de Camino om te ontdekken, dat de Camino veel meer is dan een willekeurige langeafstandswandeling of een leuk toeristisch uitstapje. Bovendien, door als pelgrim langs de Camino te lopen help je de spirituele potentie en het oorspronkelijke karakter van de Camino in stand te houden.
Filosoferend over de bijzondere aard van de Camino kwamen de volgende aanbevelingen bovendrijven:
· zoek altijd geluk: gelukkig zijn is een beslissing.
· ga met vertrouwen in jezelf en het universum.
· loop alleen en richt de aandacht naar buiten en in het bijzonder naar alles waar je blij van wordt.
· laat alles thuis wat je uit het hier en nu kan weghouden en waarmee je prima zonder kunt: problemen, oortjes, e-readers, boeken, enz.
· praat minder en luister des te meer.
· neem alleen mee, wat echt nodig is. Maak niet alleen je rugzak zo licht mogelijk, maar ook je gedachten en oordelen.
· draag zelf je bagage zodat je kunt gaan en stoppen wanneer jij wilt.
· loop langere Camino’s en neem de tijd.
· beweeg je voort op eigen kracht.
In één zin samengevat:
Geef het universum de ruimte om tot je door te dringen en in je behoeften te voorzien.
DEEL 2
Doe het ook!
Loop, loop.
Trotseer je trots, je gemak.
Loop de blaren op je voeten.
Slaap in krakend stapelbed.
Slaap omringd door dierlijk snurken.
Slaap in bedompte hokken.
Sleep je hijgend bergen op.
Eet uit eenheidsworstenpot.
Loop en laaf je aan de liefde
van het universum,
van de natuur en van elkaar
en nader tot jezelf,
liefst tot meer dan dat.
Loop, loop de Camino de Santiago.
In deel 2 maak ik je deelgenoot van twee van mijn Camino’s, die ik de Carrer del Miracle, respectievelijk Calle de la Esperanza genoemd heb.
Ter aanmoediging kan ik je zeggen, dat jij zeker dergelijke Camino’s kunt ondernemen, aangenomen dat je gezondheid niet minder is dan die van mij op mijn leeftijd. Ga je uit van gemiddeld 25 km. per dag dan duurt de langste van de twee routes 56 dagen, de kortere 28 dagen. Als je het echt wilt en overtuigd bent, dat het je gaat lukken dan gaat het zeker gebeuren, want je bent niet het lijdend voorwerp van je omstandigheden, maar de schepper ervan.
In deze reisverhalen heten wonderen soms witte konijnen, maar vaak zitten ze in de tekst verstopt zoals konijnen in hun hol. Wonderen zijn er altijd en overal. Op de Camino krijg je als het ware les in het ontdekken ervan. Dat is het mooie van de Camino.
Carrer del Miracle
Carrer del Miracle
Straatnaambord in Valencia
Valencia - Santiago de Compostela: dwars door Spanje en Portugal van het zuidoosten naar het noordwesten over dertienhonderd kilometer. Het kan er heet zijn, maar ook heel koud. Let goed op de weersvoorspellingen op de korte en langere termijn en mijdt vooral de hitte. De eerste twaalfhonderd kilometer zal je weinig of geen wandelaars of pelgrims zien. Een prettig gevolg is, dat deze Camino niet afglijdt naar een commerciële heksenketel en dat nergens een bordje ‘completo’ hangt. Hier word je vaak gastvrij ontvangen en onthaald en komt de magie van de Camino gemakkelijk tot uitdrukking. Daarom noem ik deze weg een ‘Carrer del Miracle’.
Op weg naar Valencia
‘In dit leven is er tijd voor alles, maar het belangrijkste is om te leven.’
Politie Gotarrendura
3 juni 2024, Santiago de Compostela.
Ik voel de pijn in mijn beurs gelopen voeten niet. Ik voel de vermoeidheid niet. Ik voel mijn rugzak niet. Ik voel alleen maar opgewonden blijdschap.
Ellen en ik lopen door de nauwe drukke straatjes van Santiago. Wij wringen ons langs slenterende toeristen, een bedelaar, een folderaar en passeren gehaast andere pelgrims met grote volle rugzakken en de lopers met kleine dagzakjes. Mijn hart gaat tekeer: dadelijk zijn we bij de kathedraal aan het Plaza do Obradoiro, het doel van onze pelgrimstocht.
Energiek en tegelijkertijd bijna plechtig lopen we het plein op, ontroerd, verheugd en ook wel trots. Om ons heen het bekende tafereel van de talloze pelgrims, die zich in triomfantelijke houdingen tegen de achtergrond van de kathedraal laten fotograferen, de stokken hoog geheven, luxelopers met dagzakjes en toerfietsers, vaak in groepen samengebonden door een reisleider. Het witte toeristentreintje staat in een hoek van het plein voor hen klaar. Uit dezelfde hoek komt het overheersende gejammer uit een doedelzak. Niets staat ons geluk hier in de weg.
Niettemin dreigt het hotel ons geluk wel in de weg te staan. Een loeihete zolderkamer met een dakraam boven ooghoogte. Geen airco. Ellen is woest. Zij bluft het hotel en Booking af, krijgt het voor mekaar, dat we de kamer kosteloos cancelen en reserveert een kamer in het Parador Hotel aan hetzelfde plein als de kathedraal. Drie keer zo duur, honderd keer beter. We genieten van de luxe en het vriendelijke personeel. Wij hebben het verdiend, vinden wij: niet voor niets liepen wij meer dan vierhonderd kilometer over de Camino Portugués van Porto naar Muxía.
4 juni 2024, Santiago de Compostela
Ik wil een echte Panama. Die koop ik bij mijn favoriete hoedenzaak, Sombrerería Iglesias, gelegen in de schilderachtige Rúa do Vilar in het oude centrum van Santiago. Een kleine antieke winkel met in de etalage hoeden en petten om van te watertanden. Van vloer tot plafond staan langs de wanden stapels ronde bordeauxrode hoedendozen. Met veel geduld wordt de ene na de andere doos geopend. De eigenaar, Tino Fernández Iglesias, begrijpt precies wat ik wil ondanks onze gebrekkige communicatie. Mijn keus valt op een elegant exemplaar met een mooi gedeukte bovenkant, voorzien van een zwarte band en een brede rand die aan de voorkant licht omlaag buigt. Die zal ik de komende weken graag op mijn hoofd doen!
5 juni 2024, Valencia
‘s Morgens vroeg verlaat ik de vijf-sterrenwereld met een katoenen tasje van het Parador Hotel met daarin een desayuno, waar ik drie dagen op kan lopen. Na een omhelzing zwaait Ellen mij uit met een “Buen Camino”. Zij reist vandaag terug naar Rotterdam. Voor haar was 400 kilometer genoeg. Voor mij begint het pas. De vele ‘rondjes Kralingseplas’ van 10 kilometer en de Camino Portugués tot aan Muxía waren een mooie training voor de volgende Camino. Morgen begin ik aan een wandeling van dertienhonderd kilometer met eelt op mijn voeten, getrainde benen en barstensvol energie van Valencia naar Santiago, via de Camino de Levante, de Camino Teresiano, de Camino Torres en de Camino Portugués.
De trein vertrekt rond kwart voor acht van Santiago naar Valencia. De incheck is compleet met bagagescan. In Madrid heb ik een uur overstaptijd voor de aansluitende trein. Ergens onderweg blijft hij griezelig lang stilstaan, de overstap in het nauw brengend. De ventilatie valt uit. Daardoor ga ik mensen ruiken. De eerst zo vredige stilte maakt plaats voor onrustig gepraat, maar gelukkig rijden we na een minuut of vijftien weer door en keert de rust terug, ook in mijzelf. Lange tunnels en viaducten, waarvan ik één herken aan de vorm. Daar liep ik vorig jaar langs over de Vía de la Plata. Dat was zwaar: het pad was lang niet zo recht als het spoor en heel steil. Na twee uur rijden we over de Meseta: eindeloze vlaktes. Ik snap zelf niet dat ik daar straks wekenlang doorheen wil lopen. Maar het moet. Het pelgrimeren is een verslaving zeggen sommigen, maar ik zeg dat het een obsessie is. Voor mij tenminste.
Tijdens de lange treinreis overpeins ik de route die ik vanaf morgen zal gaan lopen. In de afgelopen drie jaar liep ik van huis uit via de Camino Francés naar Santiago, ik liep de Norte, de Portugués, de Primitivo en de Plata. Telkens een andere Camino, want om twee keer dezelfde route te lopen, daar houd ik niet van. Wellicht onterecht, maar ik denk dat het herhalen van een route te gemakkelijk is en ten koste gaat van mijn onbevangenheid. Ik houd van het verrassende van onbekende routes. Onbekend zijn de routes in de komende weken zeker. Een site als Gronze, die talloze Camino’s beschrijft, krijgt de Levante maar niet van de grond en rept al helemaal niet over de Torres of de Teresiano. Ik lag er wel eens wakker van en zag dan midden-Spanje als een halve woestijn, waar bijna geen menselijk leven mogelijk is: droog, heet en desolaat. Een beetje spannend vind ik het nog steeds. Eerder heb ik dat niet gevoeld, zelfs niet toen ik in 2021 solo van Rotterdam naar Santiago zou gaan lopen, terwijl ik tevoren nooit zoiets had gedaan. Wat is dat toch een rare gewoonte om doemscenario’s te verzinnen en daar dan last van te hebben. Waarom geen onverwoestbaar vertrouwen? Toch weet ik, dat zodra ik de eerste stappen op de Camino heb gezet, alle twijfels en spanningen van mij af zullen vallen. Tevreden over deze conclusie kijk ik weer lang door het raam naar het land wat met 295 kilometer per uur onder mij wegglijdt.
Na 7 uur stap ik een zomers warm Valencia binnen. Vanaf morgen zo’n dertienhonderd kilometer terug naar Santiago, 130 ‘rondjes Kralingse Plas’, en ik ben terug bij af. Doe geen moeite om het te begrijpen….
Valencia is een mooie stad met mooie vrouwen, mooie winkels, mooie cafés, mooie terrassen, mooie gevels en mooie kerken. En ook met veel bedelaars en de smerige lucht van het riool, zoals dat hoort bij grote warme steden. Van de kathedraal is een museum gemaakt, waar ik met 3 euro korting vanwege mijn gevorderde leeftijd voor 6 naar binnen mag, inclusief stempel in mijn pelgrimspaspoort. Niet veel voor een museum, maar voor een kerk, ik weet het niet. Nee, dan de iglesia San Juan del Hospital, om de hoek van de Carrer del Miracle. Daar kan ik zó naar binnen voor de pelgrimsmis om mij te bezinnen op mijn wandeling. Een handvol oudere gelovigen en slechts twee andere pelgrims. Dat wordt lekker rustig lopen, morgen. Hoogstens met z’n drieën.
Vlak naast het Center Valencia Youth Hostel –‘kamers met 2, 4, 6, 8 en 16 plaatsen in stapelbedden’– waar je voor een habbekrats tot landloper wordt bevorderd, staat een hotel waar je dat voor vijf keer zoveel euro’s nog even kunt uitstellen. Ik loop het hostel binnen, denk ik. Het ziet er erg goed uit voor een stapelbedden-pakhuis, tot de receptioniste de prijs noemt. Ik heb de pest in, want het is wel erg duur voor een stapelbed, maar vooruit en niet zeuren: ik krijg een eigen kamer met airco, een gewoon bed en een badkamer.
Ik loop de stad in en zie dan pas, dat het youth hostel naast mijn hotel staat. Op de stoep staan jongelui te blowen. Vader Jacob heeft mij door de goede voordeur geloodst. Morgen begin ik wel aan het echte pelgrimsleven, aan mijn Camino.
Camino de Levante
Ik ben een bingewalker.
6 juni 2024, Algemesi, 39 kilometer
Vroeg in de morgen begin ik aan de Camino de Levante. Over de weg naar Algemesi kan ik kort zijn: 17 kilometer stad, 13 kilometer industrieterrein en 10 kilometer landbouw, voornamelijk citrus. Geen enkele pelgrim, zelfs niet op de fiets. Droge rivierbeddingen. Een leuk plein in Silla met een mooie kerk die open staat en een lekker terras met prima koffie. De weg is letterlijk zo oud als de weg naar Rome: Via Augusta, waar niet meer van over is dan nagemaakte zuilen, een soort kilometerpaaltjes, maar dan anders.
Ik loop een foeilelijke stad binnen: Algemesi. De eerste Algemesiërs die ik zie zijn twee moslima’s en een sjacheraar die in een vuilcontainer graait. De oude binnenstad maakt het wel een beetje goed met leuke straatjes. Mijn, ik mag wel zeggen, uitstekende humeur en energie kwamen nauwelijks in het geding, zelfs niet door alle ronkende, stinkende fabrieken, maar voorlopig is veertig kilometer op één dag de limiet voor mijn voeten en benen.
Daar zit ik dan om kwart voor vier op een bank in een parkje, aangestaard door een belangrijke bronzen mannenkop op een granieten sokkel. 29 graden, maar in de schaduw en met wat wind is het prima uit te houden. Liever had ik nu op m’n pelgrimsbed gelegen om m’n voeten, benen en rug hun welverdiende rust te gunnen: ik ben wel mooi vanaf zes uur vanochtend bezig geweest om hier te komen. Het museum annex de toeristen-informatie gaat pas om half zes open en niet om half vier, zoals in mijn routebeschrijving staat. Half zes! Zij hebben de sleutel van de gemeentelijke herberg. Ik kan hem ook via de politie krijgen. De dienstdoende agent spreekt Spaans, net als ik, maar meer dan de tien woorden die ik ken. Dat communiceert niet lekker over de telefoon. Hij snapt in ieder geval niet wat ik wil. Ik bedank hem voor de moeite met één van die tien: ‘gracias’ en hij antwoordt met één van de overige negen: ‘nada’. Daarom zit ik nu op dat bankje geduldig te zijn en naar de vogeltjes te luisteren, want om nu nog een paar kilometer naar de politie te lopen, dat kan ik mezelf en vooral mijn voeten niet aandoen.
De herberg is op de tweede verdieping van een oud gebouw. Ik word er naartoe gebracht door een medewerker van het museum aan de overkant. Zij spreekt een weinig Engels, maar wel genoeg om haar te begrijpen. Haar oudere collega spreekt vloeiend Spaans. Haar versta ik niet, maar de hartelijkheid is er niet minder om. De slaapzaal kan zo in een museum. Aan het eind van een lange gang zijn douches en toiletten. Het ziet er verzorgd uit. Een goede plek voor de eerste nacht op de Camino.
Er komen bergen in zicht. Ik mag hopen, dat de Camino er niet overheen gaat. Zo is het al zwaar genoeg.
7 juni 2024, Xátiva, 35 kilometer, totaal 74 kilometer
Ik had de hele albergue voor mijzelf. Lekker rustig. Bij vertrek ziet de lucht er vreemd uit en na een tijdje hoor ik onweer, op geen enkele weer-site voorspeld. In Alzira, een aantrekkelijke moderne stad, ga ik uitgebreid koffiedrinken, maar het onweer komt niet op gang en dus besluit ik verder te gaan. Na een kilometer dringt tot mij door, dat ik mijn stokken niet bij mij heb. Terug naar het café. Uiteindelijk kost dit voldoende tijd om het onweer inclusief schuilplaats nog net in de stad en niet in het open veld te krijgen: wit konijn! Nooit van mijn witte konijn gehoord? Het staat voor wonder. Op de Camino heb ik meer oog voor wonderen dan in het ‘gewone’ leven. Dan heet het meestal toeval.
Mooie dorpen en steden met slagroomtaart-huizen, een beek met schildpadden, veel meer kilometers dan gedacht, minder industrie en meer sinaasappelplantages dan gisteren, compleet met irrigatie en gifspuiterij. Ik bereik de bergen maar hoef er niet over. Geen andere lopers. Die twee van Valencia? Nooit meer gezien.
In Algemesi tref ik bij de VVV een heel behulpzame medewerker, die goed Engels spreekt en z’n best doet om een overnachting te regelen. Ik slaap vannacht in de Casa Rural de Xátiva. Het is maar 10 minuten lopen. Halverwege wacht de baas met één been in het gips mij op zijn scooter op om de weg te wijzen. Hij schreeuwt vriendelijk veel info in het Spaans, wat niet helpt om het beter te begrijpen, maar het belangrijkste snap ik des te beter: ik heb een eigen kamer, zelfs met airco en gemakkelijk gevonden. Ik ben blij.
8 juni 2024, Moixent 29 kilometer, totaal 103 kilometer
Ik word even na vijven wakker en ben meteen begonnen met het ochtendritueel: ontbijten, douchen, inpakken en wegwezen om zes uur. Dan is de stad nog stil, behalve het zingen van de merels. Na een uur gaat de weg omhoog naar een aardig dorp, waar een kat mij gezelschap komt houden, terwijl ik wat brood eet. De route wordt landelijker en gaat door een vallei met een kwijnend riviertje. Steeds minder sinaasappelplantages. Er komen olijfgaarden voor in de plaats. In de verte tegen een berg zie ik een stad, veroorzaakt door een kasteel daarboven. Elke stad in deze streek ligt onder een kasteel. Hier is vast heel wat gebakkeleid en nog steeds hoor ik heftige disputen in de cafés en zie ik allerlei standpunten op muren gespoten, tot hakenkruisen aan toe, vaak gelukkig ook weer weggespoten. Ik wil het geen aandacht geven en zeker geen foto. Ik wil het liefst geen oordeel geven, maar dat lukt niet, evenmin als ik er in slaag mijn afgrijzen over alle vuilnis langs de weg te neutraliseren. Vandaag wenst iemand mij voor het eerst buen Camino. Het is een energieke vrouw in een mooi stadje. Haar heb ik wel gefotografeerd. Verder treffen mij telkens weer de vele onafgemaakte projecten. Vandaag vooral kilometers spoorlijn zonder rails. De hekken roesten. Zo’n spoorweg is vaak de kortste weg en goed vlak. Jammer, dat het afgesloten is.
Bij het politiebureau van Moixent krijg ik toegang tot mijn verblijf. Een agent van politie schrijft mij in en brengt mij naar mijn albergue in hetzelfde gebouw. Het is omdat ik niet geboeid ben, maar gek voelt het wel. Weer ben ik de enige pelgrim. Dat heeft als voordeel dat ik uitgebreid kan douchen en wassen. Buiten het raam hangt een droogrek. Snel droogt mijn was in de zon, net voordat een hagelbui het zou verprutsen. Verder helpt de absolute eenvoud van het onderkomen mij om me niets te verbeelden. Het is niet schoon en zo gezellig als een arrestantenverblijf. Goed genoeg voor een pelgrim maar niet voor toeristen. Die moeten gewoon in een hotel tussen gestreken lakens. Hier staan stapelbedden met matrassen met een kunststof tijk, waar bedwantsen niet van houden en ik trouwens ook niet. Ik leg mijn fleecedeken eroverheen en ga in mijn kleren slapen. Dit is een pelgrimstocht, geen vakantie. Ik weet niet goed, hoe ik dit bestaan bij sommigen zou kunnen aanprijzen als het geluk van de pelgrim.
9 juni 2024, Almansa, 40 kilometer, totaal 143 kilometer
Ik moet vandaag de bergen in om op het begin van de Meseta uit te komen. De berghellingen zijn vaak tot horizontale terrassen omgebouwd. Vandaag maar een stukje van 17 kilometer daarom pas om acht uur vertrokken. Desondanks ben ik al om half twaalf op m’n bestemming, La Font de la Figuera, waar het markt is. In een café neem ik twee koffie, een alcoholvrij biertje en m’n bidon wordt gevuld met koud water, alles voor vijf euro. Op de markt sla ik bananen in want ik besluit gebruik te maken van het ideale wandelweer om verder te lopen. Hoogstens 26 graden bij een harde bries en bananen, daar loop ik lekker op.
Op naar Almansa, nog eens 23 kilometer. Weidse landschappen met fraaie finca’s. Zo kom ik in La Mancha, van de ‘Man van’. Lange vlakke wegen. Geen ziel te bekennen. Ettelijke kilometers langs een snelweg. Tijd genoeg om plotselinge nieuwe inzichten over een voorbije relatie te overpeinzen. De wind, die mij recht in het gezicht blaast overstemt het verkeerslawaai. Ik geniet volop van het landschap en het lopen en heb niet door dat ik een blaar onder m’n linker voet krijg en dat de zon m’n kuiten verbrandt. Daar kom ik pas achter, als ik in Almansa wil gaan douchen. Het warme water brandt op mijn kuiten.
Ik verblijf in Albergue Esclavas de María, waar ik voor een luttel bedrag een gastenkamer van het klooster krijg met badkamer. De dienstdoende vriendelijke zuster Maria draagt een witte outfit als van een mondhygiëniste. Ik moet aandringen om haar tien euro te laten accepteren: het tarief is slechts zeven. De vloer van de kamer is vochtig en de badkamer meer dan vies. Ik maak de boel min of meer droog en schoon met een handdoek. Ik snap niet, dat de propere zuster Maria dit liet gebeuren. Ook deze stad heeft weer een eigen kasteel, maar die is voor de toeristen. Ten overvloede: daar hoor ik dus niet bij. Ik eet in een café gebakken aardappeltjes en een broodje met gebakken eieren en ham. Ik krijg het niet op en neem de rest mee voor het ontbijt.
‘s Nachts word ik wakker bij de ingeving dat de boel waarschijnlijk via het afvoerputje is ondergelopen door een enorme hoosbui, de vorige avond. Die bui heb ik ook gehad inclusief hagelstenen, zo groot als hazelnoten. Maria is gerehabiliteerd en vindt ‘s morgens een smerige handdoek. Misschien krijgt zij de komende nacht wel een ingeving, dat ik niet zo’n viespeuk ben, maar een hele propere pelgrim.
10 juni 2024, Alpera, 23 kilometer, totaal 166 kilometer
Zuster Maria had mij gezegd dat de voordeur, die om middernacht op slot gaat, om zes uur weer open zou gaan. Ik sta prompt om vijf over zes buiten voor weer een hele lange wandeling van wel veertig kilometer. Alom koerende duiven.
Ik heb nieuwe trailrunners aan m’n voeten, exact hetzelfde model als de vorige, die tot op de draad versleten zijn, maar met een andere kleur. Tegenwoordig is geen kleur te gek als het om sportschoenen gaat, maar om nou als 77-jarige wandelaar lichtgevend citroengele aan te doen. Ik kon niet zo snel iets beters vinden. In de afgelopen jaren heb ik allerhande schoeisel geprobeerd, van hoge ‘bergschoenen’ tot simpele sneakers. Soms kreeg ik last van een pijnlijke knokkel bij mijn enkel, bij andere schoenen blaren. Nu ben ik uitgekomen op trailrunners. Minder handig als het erg nat is, maar verder voor mij bijna ideaal.
Ik heb te weinig eten en drinken bij me. Een pompstation is al vroeg open, goed voor slappe broodjes en een liter cola. Met wat ik nog heb kom ik die veertig kilometer wel door. Nu komt het echte werk: een pad door de natuur, omhoog, omlaag en weer omhoog. Onwaarschijnlijke vergezichten. Verkeersgeluiden ebben weg en het wordt stil. Alleen een enkel vogeltje en het knarsen van m’n schoenen in het grind. Soms maakt mijn rugzak een krakend geluid. Na twee uur dwing ik mijzelf een kwartier rust te nemen. Het is minstens tien uur lopen vandaag, dus snel weer verder. Ik passeer een hoge rotsformatie, die ik twee dagen geleden al voor het eerst zag. Een stuk langs een spoorlijn, een gehucht, een majestueuze boom in z’n eentje. En dan, precies op de helft, een bord dat wijst naar een hostel met een speciaal peregrino-tarief, maar wel op 3,6 kilometer afstand van de Camino. Verleidelijk, maar ik loop door. Na tweehonderd meter bedenk ik me en kijk in mijn telefoon wat het weer gaat doen. Ik zie waarschuwingen voor enorme buien met onweer en besluit verstandig te zijn.
Het hostel is een eenvoudig hotel. Op een ruim overdekt terras wacht ik op het gereed maken van mijn kamer en bestel ik een groot glas vers sinaasappelsap. Na een tijdje brengt de baas me naar een kantoortje om mij in te schrijven. De kamer, een naar groene zeep ruikende keurige tuttekamer met airco en een schilderij van een half-blote mevrouw op haar rug gezien, kost dertig euro. De baas zegt, dat ik dat straks in het restaurant, als ik daar toch wat ga eten, kan afrekenen. Mijn voeten juichen, een onderbroek gaat in de was en ik kan in alle rust mijn verslagen herschrijven, want die misten door tijdgebrek de nodige details. Er is ook tijd voor wat boodschappen. De oude schoenen gaan vandaag in de vuilnisbak. Scheelt mooi zeshonderd gram in de rugzak. De veters bewaar ik. Je weet maar nooit, waar ze goed voor zijn. Het was een goed besluit om niet verder te lopen. Onweer, daar houd ik niet van. Alleen, het noodweer gaat hoorbaar aan Alpera voorbij. Het menú del dia gaat ook aan mij voorbij. Om acht uur denk ik te gaan eten in het restaurant. Mooi niet: alles zit potdicht. Op de site van het hostel zie ik dat het reguliere tarief van de kamer dertig euro is. Niks speciaal peregrino-tarief. Ik besluit, dat de ‘s middags genoten zumo de naranja onder het speciale peregrino-tarief van nul euro valt. Hun eten heb ik niet nodig: genoeg voorraad in mijn rugzak. Ben ik vandaag toch voordelig uit.
11 juni 2024, Higueruela, 24 kilometer, totaal 190 kilometer
Ik slaap als een os. De wekker moet er een eind aan maken. Voor vertrek schuif ik dertig euro onder een rolluik van het hotelkantoortje door.
Ik ben nog geen half uur onderweg of een loper haalt mij in. Hij was me reeds opgevallen omdat hij een lampje op zijn borst aan had staan, ondanks dat het al licht was. Hij draagt een shirt met lange mouwen en daar overheen een geel shirt van de wandelclub en een korte broek, waar een paar bleke kuiten onderuit steken. Op zijn rug een paar rode achterlichten, ook aan. Professionele wandelaar! Uit zijn telefoon komt Spaans gekwaak. Goddank heeft hij geen rugzak: geen concurrent bij de gemeentelijke herberg van Higueruela, waar slechts twee bedden zijn. Hij snelt mij voorbij. Na twintig minuten komt hij mij weer tegemoet. Zijn lampjes zijn nu uit, de Spaanse kwaaktelefoon staat nog steeds aan.
Er komt regen. Eerst een beetje, maar genoeg om gamaschen en regenjas aan te trekken, altijd een inspannende tijdrovende rotklus. De paraplu gaat open. Als de regen stopt kan ik gaan zitten op de betonnen rand van een duiker, er is niets beters, en eten. Daarna gaat het opnieuw regenen. Een automobilist stopt en biedt mij een lift aan. Dat hoeft nou ook weer niet. Het is ideaal regenweer: geen wind, zestien graden. Zestien graden! Midden in Spanje, midden in de zomer! Ik blijf droog en loop niet te zweten in m’n poncho. Jammer genoeg kan ik nergens zitten om mezelf en mijn voeten wat rust te geven. Dat breekt mij op. Een Italiaan op een fiets op weg naar Santiago komt voorbij. In de regen fietsen lijkt me helemaal geen pretje, ofschoon hij wél kan zitten.
Vermoeid kom ik op mijn bestemming aan. Misschien komt dat omdat ik nog niet gewend ben aan de hoogte hier van duizend meter. Ik krijg op het stadhuis te horen dat de sleutel van de albergue in een restaurant ligt. Eindelijk koffie. Het menú del dia is prima. De baas heeft ook kamers in de aanbieding voor een speciale peregrino kamerprijs van dertig euro, maar ik ga naar de herberg van de gemeente. De albergue is in het voormalige gemeentehuis aan een idyllisch pleintje. Het interieur concurreert in eenvoud met het arrestantenverblijf van twee dagen geleden, maar is ruim en heeft een prima badkamer. En gratis. Daar zet ik mijn trots voor opzij. Ik zou het Ellen niet aandoen, maar voor mij is het goed genoeg. Als in het bed maar geen nare beestjes rondlopen, anders krijg ik spijt van m’n zuinigheid. Kinderen komen hetzelfde gebouw binnen voor muziekles. Ze slepen veel te grote bastuba’s de trap op. Eén van hen geeft een korte demonstratie, terwijl het geval nog op een karretje in de zak zit. Hij buigt zich in een kronkel om het getoeter te laten horen. Ik roep bravo. Even later klinkt het gebrom gezellig door het pand: een aubade voor de vermoeide pelgrim.
Het dorp ligt op een heuvel. Bovenop is een kapel, gewijd aan de heilige Barbara. In de verte zie ik een onweersbui, maar hier laat Barbara de zon schijnen.
12 juni 2024, Chinchilla de Monte-Aragón, 29 kilometer, totaal 219 kilometer
Ik val als een blok in slaap dwars door de aandoenlijk vals-harmonieuze klanken van het fanfareorkest dat boven mij repeteert. Bij het ontwaken kijken of er beestjes waren. Geen plekjes op m’n vel, geen nare beestjes, geen spijt. Ik ga er zo snel mogelijk vandoor want in de loop van de dag wordt slecht weer voorspeld. Bovendien, om twee uur gaat de VVV in Chinchilla dicht en het is wel 29 kilometertjes ofwel minstens zeven uur onderweg. Ik krijg de voordeur niet op slot. Dan moet die maar open blijven. Bij de bar waar ik de sleutel kreeg is geen brievenbus te vinden en alle rolluiken zitten dicht. Ik leg de sleutel half onder een asbak op een bierton, die op de stoep voor de bar staat, samen met een kaartje van de bar. Die vinden ze vast wel. Wat is het weer een prachtige tocht. Ik blijf foto’s maken. Boomgaarden met vooral amandelbomen, graanvelden, braakliggende gronden. Een gehucht. Een kruis met een bord ‘1000 kilometer naar Santiago’. Door het spel van zon en schaduw door de wattenwolken zie ik het land in alle kleuren. Honderden konijnen, die zich verraden door hard weg te rennen als ik eraan kom en een drietal op gems lijkende dieren, die ook keihard op de vlucht slaan.
Was gisteren mijn energie beneden peil en mijn rugzak zwaar, vandaag loop ik weer als een malle. Maar goed ook, want ik ben nog maar net binnen bij de VVV of een onweersbui barst los. De vriendelijke en wat oudere medewerker brengt mij na de bui naar de albergue. Hij zet een stempel in m’n credencial, zo plechtig alsof hij mijn testament tekent. Het is een keurige ruimte met goed sanitair in een mooi oud gebouw, het stadhuis nota bene. In het register zie ik dat hier sporadisch pelgrims komen, de laatste alweer een week geleden. Spoedig schijnt de zon weer. Ik eet een gezonde maaltijd en loop omhoog naar het kasteel van deze prachtige stad met smalle steile kronkelstraatjes. Ik kan van daaruit tientallen kilometers ver kijken, ook in de richting, die ik de komende dagen ga: op het oog volkomen vlak land. Het maakt veel indruk op mij dat ik dat allemaal zal doorkruisen. Albacete, hemelsbreed op 14 kilometer, is goed te zien. Daar ga ik morgen naar toe. Rondom zijn donkere luchten. Als ik weer ‘thuis’ ben barst het onweer opnieuw los. Ik doe later wat inkopen bij kleine winkeltjes, eenmanszaakjes, waar ik prettig word geholpen. Dat is fijn, want daar moet ik het mee doen: andere contacten heb ik hier niet.
13 juni 2024, La Roda, 41 kilometer gelopen, (+17 kilometer met de trein en twee keer 2 kilometer met de auto, niet meegerekend) totaal 260 kilometer
Ik was van plan om naar Albacete te lopen, slechts zeventien kilometer, maar nu zie ik, dat als ik er nog twintig bij doe, naar Gineta, ik de volgende dag geen veertig hoef te lopen, maar veel minder. Dat komt goed uit omdat het de komende dagen steeds warmer wordt. Hoe eerder binnen, hoe minder last van de warmte bij het lopen. Vandaag is de route samengesteld uit lange stille wegen langs boomgaarden, akkers met koren, uien, knoflook en drukke wegen door industrieterreinen, inclusief bijbehorende illegale vuilnisbelten. Eén keer steekt een lange dikke slang mijn pad over. Honderden konijnen nemen de wijk.
Albacete is een grote stad met veel winkels en verkeer, niet lelijk, ook niet mooi en goed genoeg voor een lunch op een bank in een park. Na het eten zo snel mogelijk verder voor de laatste twintig kilometer. Ik maak weinig foto’s. Alleen de arena die eruitziet als een reusachtige knalgele tiara vind ik de moeite waard.
In Gineta zou in de gemeentelijke sportaccommodatie een soort albergue zijn ingericht, waar de pelgrim op judomatten kan slapen. Dat heb ik ooit ergens op facebook gelezen. Veel te hard en de enige reden, waarom ik een luchtbed van bijna een halve kilo meesleep. In een cultureel centrum annex kroeg weet ik duidelijk te maken dat ik daar wil overnachten. Dat geeft veel gedoe en getelefoneer, maar uiteindelijk komt een man mij vertellen, dat de albergue is opgeheven en dat in heel Gineta geen hostel of hotel is. In La Roda, zeventien kilometer verderop, is de albergue wel open. Snel m’n 0% biertje opgedronken om de trein te kunnen halen. Vliegensvlug rijdt hij mij met zijn auto naar het station, waar al na vijf minuten de trein aankomt. Zo’n dienstregeling van een paar keer per dag. Wit konijn! De conductrice verkoopt een kaartje tegen contant geld.
In La Roda op zoek naar de albergue. Een politieauto stopt en de agent vraagt of ik een peregrino ben en op weg ben naar de albergue. Hij zet me in zijn auto en brengt me ernaartoe. Weer een wit konijn! Hij heeft zijn gordel niet om en gebaart mij, dat ik dat ook niet hoef te doen. Zo rijden wij piepend naar de albergue. Hij belt tig keer naar de hospitalera, maar die neemt niet op. De agent vertrekt en zegt mij te wachten op een bankje in de schaduw. Ik ben al lang blij, dat ik zit. Hij komt na twintig minuten weer terug en zegt nog steeds ermee bezig te zijn. Dan komt een allervriendelijkste mevrouw aangereden. Zij wenkt mij mee te komen. Ik beland in de arena van La Roda in een gedeelte, dat als albergue is ingericht, naar schatting 80 jaar geleden, maar dat doet er niet toe. Ze is vriendelijk en betrokken en geeft mij een lijst van albergues langs de camino. Ik slaap in de arena van La Roda! Maar eerst de arena verkennen. Ik kijk van bovenaf in de hokken, waarin de stieren voor het gevecht staan en ik loop over het veld, waar ze, of de torero, het loodje leggen.
Dacht ik morgen een makkelijke dag te hebben door die zeventien gemiste kilometers alsnog te lopen, zegt Ellen, dat ik niet zo streng moet zijn voor mijzelf. Oké, maar dat betekent dan wel, dat ik morgen veel verder moet lopen, terwijl ik vandaag al zo veel gelopen heb. Het zal uiteindelijk wel goedkomen. Ik heb er alle vertrouwen in en daar gaat het om. Vertrouwen. Hier zijn niet alleen bruine konijnen en niet zo weinig, maar ook witte op z’n tijd.
Het luchtbed gaat definitief onderin de rugzak.
14 juni 2024, San Clemente, 38 kilometer, totaal 298 kilometer
Om vijf uur word ik wakker en douche me daarna anno 1935. Het lichtknopje zit vlak naast de kraan. Toch word ik tijdens het douchen niet geëlektrocuteerd. Het knopje is dan ook vakkundig afgeplakt met plasticfolie en ik zorg er voor, niet te veel te spetteren. Niet moeilijk, want de chique koperen douchekop is vrijwel verstopt met kalk.
Ik koers eerst naar Minaya, achttien kilometer verderop. Na de lange tocht van gisteren durf ik nog niet verder te plannen, maar als ik daar om half elf aankom is er niets wat mij tegenhoudt om naar San Clemente te lopen: Minaya is een saai dorp, de koffiehuizen zitten potdicht en het hostel is een soort motel op een bedrijventerrein.
Over de tocht van vandaag: eerst nog veel stedelijk rumoer en troep maar gaandeweg stiller, licht golvend en weidser. Het is de ‘Ruta de Don Quiote’. Mieren slepen met haver. Een boer spuit een boomgaard met slechts een mondkapje voor zijn gezicht. Een landarbeider maakt een praatje om ten slotte om een sigaret te vragen. Stenen uit het land liggen verzameld op grote hopen. Het eerste dorp pronkt met een poort. Het tweede met niets. De kruidenier daar werkt zoals ik dat als kind nog heb meegemaakt. Ik vraag, zij overlegt met haar man en pakt. En dat allemaal op een paar vierkante meter. Een leven lang. Aandoenlijk. Ik lunch in de schaduw op een bankje onder een boom.
San Clemente heeft een mooi oud centrum. Ik moet nog een uur wachten tot de VVV opengaat. Ik breng wat tijd door in de kerk. Na twintig minuten houd ik het voor gezien, loop de kerk uit en zie dan net hoe de VVV-mevrouw de deur opent. Wit konijn denk ik en loop achter haar aan. De intake duurt ongeveer een kwartier, maar dan krijg ik ook een compleet modern appartement. Een voorbijganger wijst mij spontaan de weg. Op de begane grond is plaats voor zes pelgrims, maar het is helemaal voor mij alleen met alles erop en eraan, zelfs een wasmachine en een droger.
Vandaag begin ik een beetje te snappen waarom ik blijf lopen. Sommige mensen kijken op Netflix de ene serie na de andere om het verhaal te volgen, ik loop de ene etappe na de andere om te zien hoe het landschap onder m’n voeten uitrolt. En net als bij een serie: je weet nooit welke verrassing nu weer op het programma staat en zo blijf ik steeds maar nieuwsgierig verder lopen. Zelfs een bedrijventerrein stelt niet teleur. Gek hè. Ik ben een bingewalker.
15 juni 2024, Mota del Cuervo, 45 kilometer, totaal 343 kilometer
Niet vroeg op weg voor die 24 kilometer van vandaag. Ik loop de straat uit en meteen ben ik weer in het paradijs: onafzienbare velden, geen verkeer, geen industrie, alleen maar de zoet geurende natuur. Een kasteelruïne. Er zijn hier weinig konijnen, maar wel veel roofvogels. Zou dat er mee te maken hebben? Ik krijg allemaal herinneringen aan mijn kindertijd. De simpele vakanties op Texel in een boerderij. De boer, ome Aris, schoot op duiven, op fazanten en op konijnen. Mijn moeder braadde ze op een oliestel. Niks oven met boven- en onderwarmte en braadprogramma’s. Lekker, gebraden konijn.
Een auto stopt. Ik raak aan de praat met de chauffeur. Hij heeft Camino’s gelopen en begon recent een albergue. We hadden een leuk contact en hij geeft zijn adres. De hospitalero van de beoogde albergue voor vandaag reageert niet op aanbellen, ook niet na pogingen van een contactpersoon. Intussen heb ik zo lang op een terras gezeten dat ik, uitgerust, om kwart voor vijf wel durf de twintig kilometer naar het adres, dat ik ‘s ochtends kreeg, te lopen. Lang verhaal kort: om half tien zit ik, schoongewassen met een gezellig Spaans stel, Ricardo en Cari, aan tafel voor een prima maaltijd. Met Google Translate hebben we een goed en persoonlijk gesprek. Zij komen in aanmerking voor een wit minikonijn.
16 juni 2024, La Villa de Don Fadrique, 34 kilometer, totaal 377 kilometer
Het ontbijt bestaat uit diverse soorten cake en koffie. Ik overleg uitvoerig met Cari, waar ik de volgende nacht zal doorbrengen. Uiteindelijk lijkt er niets anders op te zitten dan naar El Toboso te gaan, een soort Don Quichot-Disneyland, slechts elf kilometer verderop. Ik loop naar buiten, nadat Cari mij een kus ten afscheid gaf, ik kan het ook niet helpen dat ik zo charmant ben, en voel dat de race van gisteren mij niet heeft gesloopt. Ik besluit naar La Villa de Don Fadrique te gaan, 34 kilometer verderop. Ik kies de makkelijkste, maar niet de meest fraaie route: langs de provinciale weg, dat scheelt weer vier kilometer en asfalt loopt het snelst. Een beetje saai, maar gezien mijn vertrek om half negen en de verwachte temperatuur van dertig graden wel zo verstandig.
Een onbekend Spaans nummer belt mij. Ik krijg een Spaans sprekend iemand aan de lijn en begrijp er niets van. Later op een terras met een biertje zonder alcohol ontdek ik dat het een casa rural in La Villa de Don Fadrique is, ongetwijfeld door mijn Cari benaderd. Na wat whatsappjes krijg ik een gast, Antonio, aan de lijn. De eerste pelgrim na tien dagen lopen. Hij spreekt Engels en zegt, dat in zijn kamer nog een bed vrij is. Snel geregeld! De laatste zeven kilometers zijn weer helemaal top: landelijk, licht glooiend, het kan niet beter. De casa is een huis met een weelderig interieur. De hospitalero, Juan, biedt een biertje aan en wil met mij op een selfie. Hij geeft een plastic Camino-handje. Deze handjes worden niet gekocht of verkocht. Ze worden gegeven aan mensen die op de Camino zijn en worden verspreid via een handdruk. Ze symboliseren de kameraadschap van de Camino. Hun maker is José Sanchís, beter bekend als Mocho. Ik hang hem aan m’n rugzak. Vorig jaar kreeg ik er één van Lola. Lola kwam ik twee jaar geleden ergens op de Camino Francés tegen. Zij droeg een baret met allerlei Camino-speldjes, waar ik haar een compliment voor gaf. Wij werden onmiddellijk vrienden en dat bleven we, ofschoon wij elkaar in totaal misschien niet meer dat vier uur zagen. Vorig jaar stuurde ze onverwachts een appje. Toen bleek ze 75 kilometer voor mij te lopen op de Vía de la Plata. Een paar dagen later zag ik haar voor een lunch in Zamora. Daarna zagen wij elkaar nog één keer kort, terwijl zij bij een bushalte stond te wachten. Toen regelde ze snel een bed voor mij en twee caminovrienden in een B&B en dat was maar goed ook, anders hadden we nog weer tien kilometer verder moeten lopen. Vrienden voor kort, lang of altijd, zo gaat dat op de Camino. Terug naar de casa van Juan. De kamer die ik deel met Antonio is bijna antiek chic te noemen en heeft drie bedden met fluwelen dekens. Voor elk van ons staat een grote fles koud water klaar. Geen stapelbedden. Juan wast onze kleren. Later op de avond brengt hij de was droog en keurig gevouwen op onze kamer. Antonio is een aardige Spanjaard, 68 jaar en ook een loper. Hij heeft al veel heeft uitgezocht voor de komende dagen.
Zo gaat het goed en dat is heel bijzonder omdat hier weinig pelgrims lopen. De overnachtingsmogelijkheden voor pelgrims zijn daardoor schaars. Sommige adresjes blijken zelfs domweg gesloten. Ik heb er soms wel ver voor moeten lopen, maar vrijwel altijd worden de overnachtingen soepel voor mij geregeld en hoef ik daar maar weinig moeite voor te doen. Typisch Camino.
17 juni 2024, Tembleque 32 kilometer, totaal 409 kilometer
Juan zorgt voor een goed ontbijt, waarna opnieuw een fotosessie plaatsvindt. Hij zet foto’s van zijn gasten op zijn facebook-pagina. Juan biedt ook nog aan deze bejaarde een eind weg te brengen met de auto, zoals hij ook gisteren aanbood, mij twintig kilometer op te halen. Zijn aanbod heb ik onder dankzegging afgeslagen. Oude mensen moet je niet te veel verwennen maar laten lopen, want van zitten word je niet oud.
Antonio en ik lopen de eerste tien kilometer gelijk op. Wij zitten zogezegd letterlijk en figuurlijk op het zelfde spoor. Ofschoon Antonio zich graag verdiept in historie en feiten rond de Camino en ik veel meer bezig ben met ervaren, toch hebben wij overeenkomstige spirituele motieven om te lopen. Koffie op een terras en daarna afzonderlijk verder. Ik geef hem een wit konijn mee, dat hij met begrip en een handdruk aanneemt.
De verdere tocht verloopt zonder problemen. Een kleine vergissing voegt er twee kilometer aan toe. Veel distels, soms wel drie meter hoog. Dat groeit onder de meest barre omstandigheden. Het is stil. Ik hoor alleen het tikken van m’n stokken. Het is warm, om niet te zeggen heet, maar dat voelt niet zo vanwege een straffe wind, die mijn chique panama van m’n hoofd waait. Ik maak met een veter van mijn afgedankte schoenen een andere kinband aan de hoed. Dat werkt beter. Aan de horizon twee molens en een kerktoren. Die loop ik langzaam dichterbij.
Het hotel is groot, netjes en landelijk, met in mijn ogen weinig sfeer. Na een siësta de stad in om wat te eten. Tembleque is prachtig met een bijzonder plein, wat een voormalige arena in het vierkant blijkt te zijn. Een droge rivier is als park ingericht, maar kan desnoods ook een watervloed aan. Samen met Antonio eet ik een salade met pollo in een druk restaurant. We raken aan de praat met twee dames, Esther en llano. Antonio licht mijn status als bejaarde konijnenpelgrim toe. Dat is het sein voor Esther om een lange filosofische verhandeling op mij af te vuren, waar Llano bedremmeld zwijgend bij zit. Het gaat over de inspiratie van het Hogere. Daar kan ik haar geen ongelijk in geven. Terwijl de dames de eetgelegenheid verlaten stuurt zij een jongeman op mij af die, niet gehinderd door enig besef van taalbarrières, wijsheden toevoegt, in tempo niet bij te houden door Google translate. Het lukt mij om de volgende woorden uit de translator te redden: ‘zaaien bij elke stap die u in uw dagelijks leven zet en het beste van uzelf te geven.’ Ik doe m’n best, vriend, maar zaaien? Op de Camino loop ik alleen maar te oogsten.
Het is een heerlijk zachte zomeravond. Keuvelend lopen Antonio en ik terug naar het hotel. Voor het slapen noteer ik de oogst van vandaag in mijn telefoon.
18 juni 2024, Almonacid de Toledo 39 kilometer, totaal 448 kilometer
In de ochtendschemering verlaat ik de stad die met zijn molens in het morgenrood staat te pronken. De eerste 15 kilometer naar Villanueva de Bogas gaan soepel: vlakke wegen. Daar is een koffiebar. Op dinsdagen, vandaag dus, gesloten, hoor ik van een bewoner. Ze wijst op het huis waar ik voor sta en zegt, dat ik daar moet aanbellen voor een kop koffie. Dat doe ik natuurlijk niet, maar ze heeft de bewoner al gealarmeerd dat er een peregrino voor de deur staat. Ik word naar binnen gehaald. Het interieur is verzorgd. Veel planten en gesmede meubelen. Heerlijk om na ruim vier uur lopen te kunnen zitten met de schoenen uit. De man, kunstsmid, is hospitalero van de plaatselijke albergue. Hij doet met liefde zijn vrijwilligerswerk in de albergue. Ook als je verder wilt, omdat de dag nog lang niet voorbij is, staat hij graag klaar voor de pelgrim. In mijn geval met een hele pot koffie en een kan hete melk, plus nog een soort cake. Zo is mijn koffie-moment ‘vanzelf’ geregeld. Ik doneer vijf euro voor de herberg. Dat vindt hij raar en dat is het misschien ook wel, maar zoveel goedheid om niet vind ik lastig in ontvangst te nemen.
De volgende twintig kilometers gaan ook wel goed, maar mijn energie wordt langzaam minder. Vooral mijn voeten houden niet zo van zulke afstanden. Liep ik het eerste stuk tussen de graanvelden, nu zijn het olijfgaarden met dikke oude stammen. Onderweg de ruïne van een hermitage.
Almonacid de Toledo heeft zijn eigen kasteel, van ver al te zien. Bij de albergue staat de rugzak van Antonio. Hij is kennelijk de sleutel aan het halen. Geen idee waar. Na een tijdje komt hij aanzetten - zonder sleutel. Verloren. Dat blijkt niet bevorderlijk voor zijn stemming. Samen zoeken we zijn route af, maar geen sleutel. De bar waar hij hem kreeg belt met de burgemeester. Daar kunnen we een kopie ophalen. In de deuropening van een statige woning geeft een goed verzorgde dame, kennelijk de burgemeester, ons de sleutel. Met dit gedoe heb ik nog ettelijke kilometers meer gelopen. Ik besluit dan ook niet naar een restaurant te gaan en alleen wat noodzakelijkheden bij een kleine supermercado te halen om vervolgens het bed in te duiken. Ik heb een eigen kamer met badkamer. Dat is mooi. Jammer dat de werkster zich in lange tijd niet heeft vertoond, maar ik ben allang blij dat ik lig.
19 juni 2024, Toledo 24 kilometer, totaal 472 kilometer
Antonio vertelt, dat hij eerst zijn kamer heeft schoongemaakt, voordat hij ging slapen. Goed idee. Dat moet ik onthouden. Een nacht goed slapen heeft zijn humeur en mijn voeten goed gedaan. We lopen samen naar Bar Kuki om de kopie-sleutel “links in het venster van het linker raam naast de entree” te leggen. Daarna volgt hij een andere route dan ik. Dat is me nog flink opgebroken, want zoals het in Spanje met veel projecten het geval is, het begin is fraai, maar onderhoud, daar is niet aan gedacht. Mijn officiële route met gele pijlen loopt dood op een snelweg, die er kennelijk overheen is gelegd. Als ik terug wil, is dat een omweg van minstens tien kilometer. Ik kruip met moeite onder het strak gespannen hek van de snelweg door, haal daarbij mijn kostbare merino T-shirt open, beland op een uitgestrekte finca van waarschijnlijk een veeboer en moet na een half uur lopen over een twee meter hoog hek klimmen om ten slotte weer op een openbaar pad te komen. Maar het lukt!
Toledo zie ik van verre liggen met indrukwekkende gebouwen. Steil omhoog naar het oude centrum. Ik zie mijzelf in een motorzaak staan staren alsof ik etalagebenen heb, om uit te hijgen. Mijn hotelkamer vind ik vlakbij de kathedraal in een smal en oud straatje. Ik zet een raam open en hoor luide Spaanse stemmen en auto’s die zich door het straatje wringen. Eerst maar eens douchen en kleren wassen. De stofwegen laten sporen achter. Terrassen, toeristen, oude gebouwen, het kan niet op in Toledo. De kathedraal is een museum. Een museum is geen kathedraal. Zo voelt dat. Als oude man krijg ik korting. Het is groot en indrukwekkend maar in mijn ogen over de top van alle goud en beeldhouwwerken. Groepen Chinezen worden in hun eigen taal rondgeleid. Ik vergeet zelfs om hier in mijn pelgrimspaspoort een stempel te laten zetten. Ik loop nog wat door de stad, eet een plato combinado en koop veel water en mondvoorraad voor de 32 kilometers van morgen: weg uit de stad, terug naar de natuur. Daar loop ik het liefst.
20 juni 2024, Torrijos 36 kilometer, totaal 508 kilometer
Ik loop door zigzaggende straatjes de berg af waar het oude deel van Toledo op ligt. Dan zie ik, dat aan de andere kant van de oude stad langs de bergwand roltrappen zijn gemaakt, helemaal naar boven. Dat had ik gisteren moeten weten!
Mijn ingewanden zijn van slag. Ik wil eten noch drinken. Zonder energie ga ik op weg. Door wegomleggingen moet ik meer lopen dan me lief is. Ik volg de gele pijlen, die overal langs de Camino richting Santiago wijzen en dat is maar goed ook want de route die mijn telefoon aangeeft zou zomaar op privéterrein zijn vastgelopen, zoals ik later zie. Eén keer beland ik bijna weer aan de verkeerde kant van een snelweg-hek. Gisteren was een leerzame dag. Na vier uur lopen langs drukke wegen vind ik eindelijk een muurtje om op te zitten. Dan weer verder, nu niet langer langs verkeerswegen, maar over een bijna dichtgegroeid pad, ook niet fijn. Ten slotte, weer na uren lopen een dorp met bankjes. Eindelijk kan ik zitten. Het is veel te warm in de zon. Ik hijs mezelf weer overeind en ga op zoek naar een bar en schaduw. Ik vind een terrasje onder bomen. Het flesje 0% bier krijg ik maar voor de helft op. In Spanje krijg je vaak iets bij de borrel. Deze keer olijven, augurken en zilveruitjes. Ik ben er gek op, maar vandaag krijg het niet door m’n keel. Toch doen de lange pauze en een paar slokken cola me goed. Dreigende luchten boven de laatste 6 kilometers. Snel doorlopen dus. Ten slotte loop ik door een onweersbui, maar dan ben ik al bijna in Torrijos.
De regen houdt zich in, net als het onweer. Bij de VVV krijg ik de code voor een kastje met daarin de sleutel van de voordeur. Het kastje krijg ik open, maar het lukt niet met de sleutel de deur van het slot te krijgen. Terug naar de VVV. Ik heb zo veel gelopen en nu gaat het ook nog regenen, klaag ik in mezelf. Een jongeman van de VVV loopt met mij mee en opent in één keer de deur. De albergue is ruim en netjes. Meestal vind ik het fijn om te lopen, maar eerlijk gezegd had ik er vandaag wel moeite mee. Trouwens, wist je dat mousse au chocolat vloeibaar wordt als het de hele dag in de zon ligt op te warmen? Het was m’n ontbijt, maar ik heb het nu pas als een dikke chocolademelk genuttigd.
21 juni 2024, Escalona, 27 kilometer, totaal 535 kilometer
Dat heb ik in geen jaren meegemaakt. Ik heb meer dan tien uur geslapen! Nu nog wat pillen tegen de buikloop en op weg. Het is lekker fris buiten. Tot mijn verrassing is m’n energie terug. Zelfs de eerste zes kilometer langs een snelweg kan me niet deren. Ik kan m’n geluk niet op. Na twaalf kilometer rust ik even in een dorp inclusief kasteel en eet wat zoutjes. Ik durf nog niet aan de koffie te gaan. De volgende dertien kilometer gaat ook goed. En net als gisteren loop ik kilometers lang over een vrijwel dichtgegroeid pad, wat op het laatst eindigt in een grote plas, aan weerszijden dicht begroeid. Ik loop met een wijde boog door het struikgewas en weet zo mijn voeten droog te houden. Droge voeten krijgen minder snel blaren. Er komen bergen aan. Deze streek is opeens opvallend groen. Bomen, struiken, riet.
Escalona ligt aan een brede rivier. Tegen enen, voor het echt heet wordt, vind ik na een stevige klim mijn albergue in een vestingstad met een kasteel dat strategisch uitkijkt over de rivier en het achterliggende land. Talloze ooievaars op de kasteelmuren. De sleutel kan ik in een school ophalen. Ik hoor dat het de laatste schooldag is. Wel zo fijn, anders moet je voor de sleutel de politie bellen en krijg je een taalbarrière aan de lijn. De albergue is minimalistisch ingericht. Matrassen op de grond en een douche zonder scherm. Het maakt me niks uit. Ik heb weer een dak boven mijn hoofd en ik kan mijn kleren wassen. Er zijn geen andere pelgrims, heel praktisch bij het douchen en verschonen. Mijn stokken dienen als waslijnen. In de zon en de wind: binnen een uur is alles kurkdroog. De stad is gezellig druk met een paar mooie pleinen en terrassen. Ik ga er na de siësta rondneuzen en wat eten. Ik heb trek. Het biertje 0% drink ik nu weer probleemloos.
22 juni 2024, Cadalso de los Vidrios, 21 kilometer, totaal 556 kilometer
Als ik gisteravond had geweten dat in mijn lokaal minstens vier zwarte torren van drie centimeter rondliepen, dan had ik waarschijnlijk niet zo goed geslapen. Een bed op poten heeft voordelen.
Ik ben voor zessen al op pad. Ik moet ook niet veel eerder vertrekken want dan is het nog donker. Het eerste deel is waarschijnlijk honderden jaren verwaarloosd: een hobbelige strook losse keien omhoog. De zon komt op boven de velden en het terrein wordt vlak. Na een paar uur kom ik in een aardig stadje met veel terrasjes die open zijn. Sinaasappelsap en koffie. Tegenover het terras slaat de klok van het stadhuis negen uur. Het geluid komt uit vier grote speakers. Tijd om verder te gaan. Bij het verlaten van Almorox loop ik opeens in de bergen, verrassend na alle bijna vlakke velden. De weg stijgt langzaam in een groene omgeving. Gisteren trof ik een teek aan in mijn knieholte, waarschijnlijk opgelopen door het lopen in het hoge gras. Ik stop mijn broek in mijn sokken, want ook nu is het pad soms vrijwel overwoekerd.
In mijn routebeschrijving staat dat ik in Cadalso de los Vidrios via de politie de sleutels van de albergue kan krijgen. Ik schiet een jongedame aan, die eruitziet als een soort handhaver. Na veel gehannes snapt ze wat de kwestie is en gaat bellen. Vervolgens brengt ze mij naar een kerk, waar een agent, Juan, mij opwacht samen met een man, die iemand van de sleutels belt. Hij wil per se mijn boodschappentas en stokken dragen en is zo vriendelijk om mij in de kerk rond te leiden voordat de sleutels gebracht worden. Een eenvoudige processie met mooi aangeklede vrouwen vertrekt als wij de kerk uitlopen. Een wit karretje met een baldakijn versierd met bloemen. Het lijkt op een ouderwetse handkar van een ijsventer, maar dan met een Mariabeeldje er in. De sleutelmevrouw is intussen gearriveerd. Zij laat mij binnen in een ouderwets bijgebouw van de kerk. Voor tien euro krijg ik een bed, lakens, handdoeken en een uitvoerige inschrijfprocedure. En weer heb ik het rijk alleen. Douches, wc’s, een enorme keuken die ik niet gebruik en een overdekte binnenplaats. Tijd voor een ongestoorde siësta. Daarna naar een terras voor mijn favoriete cerveza sin alcohol. Kaartende mannen, een eenzame vrouw in het zwart, opwinding over een fout geparkeerde auto, die het verkeer 10 minuten ophoudt. Televisie-voetbalgeluiden op de achtergrond, vieze sigarettenrook. Het wordt tijd om naar bed te gaan.
23 juni 2024, Cebreros, 22 kilometer, totaal 578 kilometer
Het is een gedoe om de stalen poort naar de straat open te krijgen, maar na een kwartier sta ik buiten. Wat is dat toch, dat ik deuren niet open krijg, de laatste dagen? In de schemer langs een stille asfaltweg, dat schiet lekker op, maar na tien kilometer is het uit met de pret: langs en over rotsblokken en door opschietend gewas, nauwelijks geplet door de enkele pelgrim die mij voorging. Een hond, die een schaapskudde bewaakt komt naar me kijken en verder is het stil. Ik passeer middeleeuwse bruggen en kom zo op het laatste steile stuk van beton naar Cebrero, na nog even het respect van een geïnteresseerde wielrenner te hebben afgedwongen en al helemaal na mijn antwoord op zijn vraag naar mijn leeftijd. Ik houd van die vraag.
In Cebrero haal ik eerst voor de zekerheid water en brood. Je weet maar nooit of morgenochtend, maandag, een winkel open is. Maar op zondagmiddag zijn ze ook al dicht. En toch zie ik iemand met een brood lopen. Ik loop in tegengestelde richting en ja hoor, daar is een Chinese rommelwinkel die onder andere water en brood verkoopt. De slimmerik heeft achterin de winkel een oven, waarmee hij afbakbroodjes bakt. Bij het afrekenen kom ik een wit konijn tegen: Gustav, die vloeiend Engels spreekt, begint een praatje met mij. Ik vraag of hij mij wil helpen met een telefoontje naar de politie, waar de sleutel van de albergue zou zijn. Hij nodigt mij uit voor een kop koffie op een gezellig terras, stelt mij en passant nog voor aan zijn beste vriend, eigenaar van dé bodega in de stad, en belt met het nummer dat ik hem geef. Hij brengt mij naar het politiebureau, waar een agente mij op de stoep opwacht met een sleutel van de albergue. Er wordt wat gegniffeld, maar ik weet niet waarom. Vervolgens rijdt Gustav mij ernaartoe. Onderweg vertelt hij iets over de verdeeldheid in Spanje, nog steeds als gevolg van de burgeroorlog. “Jouw grootvader heeft mijn grootvader doodgeschoten” en dat soort verwijten etteren maar door tot op de dag van vandaag. Hij mengt zich niet in die discussie op filosofische gronden. Ik beaam, dat ik die verdeeldheid in leuzen op muren zag en in de disputen in cafés. Wij kunnen de albergue niet vinden. Gustav maakt een praatje met Carmen, die buurvrouw van de albergue blijkt te zijn. Het is een klein vrijstaand wit gebouwtje. Carmen zegt, dat ze klaarstaat, mocht ik iets nodig hebben. Gustav geeft zijn telefoonnummer. Ik kan hem altijd bellen, als er iets is. Wij nemen afscheid als goede vrienden. Ik ben vandaag gehuisvest in de behandelkamer voor gespietste torero’s van de arena van Cebreros. Binnen is het een ongelofelijk smerige bende. Dat verklaart vast en zeker het gegniffel. De ‘arena’ bestaat uit een omheind veld. De behandelkamer heeft een zuurstoffles, een behandeltafel, een tafeltje op wielen om het medische gereedschap op te leggen, een in hoogte verstelbare kruk, een verrijdbare lamp, die ik graag als vintage in mijn huis had staan en een wasbak met koud stromend water. Als arts in ruste voel ik mij er helemaal thuis. Voor de al dan niet gekwetste pelgrim ontbreekt het stapelbed niet. Het is waarschijnlijk eeuwen geleden, dat hier iets gebeurde, inclusief schoonmaak. Ik heb mijn donativo in natura geschonken: wc papier, vuilniszakken en een vliegenmepper, bij de Chinees aangeschaft voor nog geen vier euro en een grondige schoonmaak inclusief ongedierte bestrijding. Dat is wel een beetje veel voor een albergue zonder douche, maar wie kan zeggen in de behandelkamer voor afgeslachte toreros te hebben geslapen? Morgenochtend ik.
24 juni 2024, Ávila, 42 kilometer, totaal 620 kilometer
In warm Spanje komt men tot leven als de vermoeide pelgrim zich ter ruste legt. Ik ben net in slaap of de achterbuurman gaat met een motorblazer zijn tuin terroriseren. De uitlaatgassen waaien bij mij naar binnen. Slaap ik weer even, komt een troepje jongelui langs met veel kabaal. Daarna toch nog mijn uren gehaald voor de lange tocht van vandaag.
Eerst meer dan driehonderd meter steil omhoog langs een keienpad. Daarna kies ik voor asfalt, want met veel kilometers voor de boeg moet het niet te moeilijk worden. De weg stijgt langzaam tot boven de 1300 meter. Een stuk frisser dan beneden. Na veertien kilometer en een steile afdaling met haarspeldbochten een aardig dorp met een gloednieuwe albergue. Ik ben daar om tien uur, maar wat moet ik de hele dag in een dorp, waar niets te beleven valt. Ik besluit over asfalt verder te gaan door de bergen. Er komen weinig auto’s langs.
Eindelijk, na tien uur onderweg te zijn geweest, kom ik in Ávila aan: een moderne stad met veel flatgebouwen. In deze anonimiteit voel ik mij plotseling verloren. Ik vraag me af waar ik mee bezig ben en denk er zelfs aan om stoppen. Ik ben wel zo verstandig om dat niet meteen maar morgen op z’n vroegst te beslissen. De binnenstad heeft mooie oude gebouwen en is geheel omringd door een indrukwekkende vestingmuur waar talrijke zwaluwen in hun snelle vlucht langs schieten. Hier helpen drie mensen prompt mijn lichtelijk bedrukte stemming op te lossen. Een jongeman, die geïnteresseerd is in mijn wandelingen, iemand die zo maar buen Camino zegt, dat had ik al een tijd niet meer gehoord, en een heel behulpzame mevrouw van de toeristeninformatie die de hospitalero van de herberg belt en mij de route ernaartoe wijst. Nog een kwartiertje lopen en ik ben bij een ruime albergue, net buiten de stadsmuur. De vriendelijke al wat oudere hospitalero wacht mij daar op met de sleutels. In de herberg tref ik tot mijn verrassing Antonio aan en, last but not least, krijg ik Ellen aan de telefoon. Zij bezweert mij de Camino te voltooien. Ik stel haar gerust. In deze albergue voel ik me weer mens na alle ongezellige en onverzorgde overnachtingsplaatsen waar ik me meer een gesjochte zwerver voelde dan een eerbiedwaardige pelgrim. Lakens, een warme douche en een wasmachine. Kan ik morgen schoon op weg.
Camino Teresiano
Geleid door de heilige Teresa kun je een lonende ervaring beleven op basis van een ontmoeting met jezelf en, als je een gelovige bent, met God.
Tekst van de site van de Camino Teresiano
25 juni 2024, Gotarrendura 23 kilometer, totaal 643 kilometer
Ik laat Ávila achter zonder haar genoeg bekeken te hebben, maar net op weg krijg ik haar, schitterend in de vroege ochtendzon, toch nog in volle glorie te zien. Hier begint de Camino Teresiano. Het verkeersrumoer verstomt. In een bebost gebied schiet een ree weg. Een paar rustieke dorpjes. Dan opeens bevind ik mij op de laatste uitloper van het gebergte, waarin ik de laatste dagen liep. In een spectaculair vergezicht overzie ik de hoogvlakte met daar een paar dorpen op uitgestrooid. Ik hoor mijzelf hardop zeggen: “Oh wat mooi.” Vandaag geen café te bekennen.
Eindelijk in Gotarrendura is een bar open voor m’n dagelijkse portie bier zonder alcohol. Men deed geen enkele moeite om er een gezellige plek van te maken. De bar fungeert tevens als receptie voor de albergue municipal. Naderhand komt Antonio ook binnen. Hij is verbaasd dat ik er al ben en vertelt aan iedereen in het café die het maar horen wil, dat ik als 77-jarige de langste Camino’s loop. De albergue is met overheidsgeld opgezet. Het precieze bedrag wordt op borden vermeld: een kleine vijftig mille. Dat leverde een kamer met twee stapelbedden, een badkamer, een verblijfsruimte en een keuken op in romantisch Spaanse plattelandsstijl. Ik word er naartoe gebracht door een man, die in de bar de hele tijd in een stoel voor een gokautomaat zit en voortdurend tegen niemand aan het praten is. Wij lopen langs zijn woning, of wat daarvoor door moet gaan: half ingestort, op de stoep ervoor een enorme collectie huisraad, planken en ongedefinieerde zooi. De middag sluit af met een hevige onweersbui. Fijn voor de boeren en fijn dat ik nu niet loop, maar een siësta doe. Later keer ik terug naar het café, waar dezelfde man een lange monoloog houdt met huiveringwekkende details over dodelijke misdragingen van Spaanse kolonisten, slechts onderbroken om van tijd tot tijd buiten het etablissement te roken. Schreeuwerige clientèle herinneren aan de sfeer van een psychiatrisch ziekenhuis in de jaren zestig. De vrouw van de bar heeft een maaltijd gemaakt voor Antonio en mij. Lasagne, zo van de supermarkt hier de vriezer in en vandaag voor mij opgewarmd. Wat kan die vrouw koken! Er is geen enkele reden om hier nog lang na te tafelen. Ik ga terug naar de albergue om te slapen.
26 juni 2024, Fontiveros 28 kilometer, totaal 671 kilometer
Deze dag begint met een onverwachte spuitfontein van sinaasappelsap, dat in een plastic fles een dag lang in mijn rugzak heeft liggen fermenteren. Een mooi begin van de dag alsof een goed geschudde fles champagne feestelijk open knalt.
Licht golvend land. Met fijn grind verharde wegen, wat zo lekker in m’n schoenen komt en bij het lopen knars-knars, knars-knars zegt, geluid waar ik op mijn manier op mediteer. Ik noem het leeg-lopen. Ellen noemt het vol-lopen. Het is maar net hoe je het bekijkt, maar we bedoelen hetzelfde. Velden met graan en andere gewassen, af en toe een dennenbosje met hars-taps en elke zes kilometer een plattelandsdorp van niks, maar met trots gelegen aan de Ruta Teresiana , getuige alle verwijzingen langs de weg naar de heilige Teresa, de 16e-eeuwse geleerde religieuze, die in Ávila is geboren en in Alba de Tormes, waar ik over een paar dagen hoop aan te komen, werd begraven. De la cuna al sepulcro, van de wieg tot het graf. Ze liep niet zo ver als ik maar schreef des te meer boeken. Op een site van deze route lees ik, dat je, ‘geleid door de heilige Teresa een lonende ervaring kunt beleven op basis van een ontmoeting met jezelf en, als je een gelovige bent, met God’. Ik negeer de bijzin: ‘als je een gelovige bent’. Ooievaars zoeken het land af naar voedsel. De enige andere lopers zijn de talloze mieren, die ijverig hun snelwegen in het wegdek uitslijten. Ik krijg dorst maar durf mijn voorraad kraanwater niet te drinken. Mijn darmen doen weer moeilijk en ik vrees, dat het opgewarmde water in mijn bidon dezelfde processen ondergaat als het sinaasappelsap. Daarom drink ik dat niet meer. Na twintig kilometer een bar: koffie, cerveza sin alcohol en een fles water. Eens te meer merk ik, hoe belangrijk het is om lang te pauzeren: na een uur in het café ben ik weer vol energie en loop ik de laatste zeven kilometer fluitend uit. Ik heb haast, want ik zie aan de lucht dat er weer een donderbui aankomt.
Ik meld mij in Fontiveros bij een café voor de sleutels van de gemeentelijke albergue. Twee politieagenten komen bij mij aan de bar staan en geven me de gelegenheid om op te scheppen: 77 en dit jaar alleen al 1100 kilometer. We maken wat grappen. Ze weten dat ik geen crimineel ben, “want je hebt zweet op je rug”. Eén van de heren betaalt m’n colaatje en oreert: ”In dit leven is er tijd voor alles, maar het belangrijkste is om te leven.” Het lijkt wel of ik Teresa hoor. Ik neem de cola en wijsheid van hem aan. Vervolgens word ik professioneel begeleid naar het stadhuis waar mijn albergue is gehuisvest met daarin alles wat ik maar zou kunnen wensen: douche, koelkast, magnetron, wasmachine, behalve….. een bed. Ik word verondersteld, als ware ik een ramp-slachtoffer, te slapen op één van de tien veldbedden. Daar leg je nog geen vluchteling op, maar ik ben er tevreden mee. Als pelgrim maak je werkelijk van alles mee en het belangrijkste is, te leven.
27 juni 2024, Mancera de Abajo, 28 kilometer, totaal 699 kilometer
Na enkele dagen zonder één enkel konijn zie ik vandaag een beperkt aantal. Het eerste, wit, loopt aan de overkant van de straat, precies op het moment dat ik de deur van de albergue afsluit. Zij roept iets tegen mij. Ik denk dat ze zegt, dat de sleutel in het kleine witte brievenbusje moet, en gooi hem er overtuigd in. De mevrouw reageert lichtelijk geïrriteerd, omdat de sleutel in de bus bij het gemeentehuis had gemoeten. En ik maar denken, dat ik in het gemeentehuis heb geslapen. Blijkt het een postkantoor te zijn. Enfin, mevrouw is op weg naar het gemeentehuis, en zij zal zorgen dat het opgelost wordt. “Bale” zegt ze een paar keer en ik roep dat ook. Een paar dagen geleden zag ik op Google Translate, dat je dat zo schrijft: ‘vale’, wat oké betekent.
De wandeling van vandaag is weer één groot feest: heuvelachtig terrein met de mooiste uitzichten, de bergen op veilige afstand in het zuiden, boomgaarden, akkers, koeien, ooievaars, roofvogels, muisjes die de weg oversteken, een paar kleine boerendorpjes met steevast een knots van een kerk en een bar halverwege voor koffie en een broodje dat groot genoeg is om verder de hele dag op te lopen.
Aan het begin van Mancera de Abajo herinneren sculpturen de bezoeker eraan dat de heilige Teresa hier ooit ook liep. Ik krijg in het dorpscafé de sleutels van de albergue. De barjuffrouw heeft er weinig tekst bij. Op verzoek krijg ik zwijgend een stempel in mijn credencial. Na deze minimalistische ontvangst is een cafébezoeker zo attent om naar buiten te komen om mij de weg te wijzen naar de albergue die verderop in een voormalige school zit. De muren hangen vol met affiches van de heilige Teresa de Jesús, maar dat heeft gasten noch beheerder geïnspireerd de boel schoon te houden. Na een tijdje komt iemand langs om knoppen om te zetten, zodat ik warm water heb. Inmiddels heb ik een verrotte meloen op een bureau opgeruimd en de vloer en het sanitair grondig gereinigd en gedesinfecteerd met chloor. Teresa zou dat vast ook gedaan hebben. Donativo in natura in de chloria.
28 juni 2024, Alba de Tormes, 32 kilometer, totaal 731 kilometer
Een uur voor zonsopgang onder hanengekraai op weg. Het kan in de loop van de dag gaan regenen en ik ben minstens acht uur onderweg, vandaar zo vroeg. Het pad is maanverlicht. Het landschap wordt heuvelachtiger. Dat levert de zo gewenste fraaie vergezichten op. Om acht uur zit ik ergens aan de koffie, een zeldzaam matineus geluk. Verder met regelmaat een simpel boerendorp, waar niets te krijgen is. Eén keer stuurt iemand mij spontaan in de goede richting. “Gracias señor!”
In Alba eindigt officieel de Camino Teresiano: Teresa’s leven is hier geëindigd. Ik bezoek een kerk annex klein museum, waar wat zaken van de heilige staan uitgestald, onder meer een stukje ‘vlees’. Vreemd genoeg is in Alba geen albergue, maar het parochiehuis zou ook pelgrims herbergen. Van de vriendelijke functionaris van het parochiehuis hoor ik, dat daar alleen minvermogende daklozen terecht kunnen. Ik, te rijk, moet genoegen nemen met een hotel of ik moet helemaal doorlopen naar de albergue van Salamanca, maar dat is te ver en er dreigt onweer. Van de twee hotels in Alba blijkt er één potdicht te zitten. Dat tikt voor niets twee kilometer extra aan, alsof ik niet genoeg gelopen heb. Via Booking reserveer ik snel het andere hotel, dat wel open is. Het gaat regenen en onweren vlak voordat ik daar aankom. Het onweer gaat urenlang door. Ik ben blij, dat ik heb besloten om niet door te lopen naar Salamanca. Heeft Teresa ook niet gedaan.
29 juni 2024, Salamanca, 24 kilometer, totaal 755 kilometer
Bij het uitchecken kan de receptioniste mijn betaling niet terugvinden. Wij hebben geen van beiden het geduld om het uit te zoeken. Ik wil snel vertrekken want er komt vandaag nog meer regen en zij moet een handvol gasten van een ontbijt voorzien. Ik betaal opnieuw en vecht het wel uit met Booking.
De wandeling van vandaag is bijna ideaal: een voormalig spoorlijntje als voetpad. Geen hellingen. Van verre zie ik Salamanca liggen. De kathedraal domineert in het beeld. Wat een schitterende stad! Vorig jaar toen ik op de Vía de la Plata liep, was ik er ook zo verrukt van. Toen schreef ik dat ik daar samen met Ellen wilde zijn. Dat gevoel heb ik nu weer.
Als ik aankom bij de herberg blijkt dat hij pas na een uur opengaat. Ik zit op een stenen trap te wachten, samen met een Amerikaan. De man heeft behalve een rugzakje een enorme rolkoffer bij zich waar onder meer een grote rugzak in zit. Ik zit hem een beetje te jennen, door te vertellen dat mijn rugzak al met al 4,5 kg weegt. Dan vertelt hij dat zijn vrouw hem dicteerde, wat hij allemaal mee moest nemen, zoals vier onderbroeken, twee pantalons, zoveel paar sokken, etc. Hij haalt een opschrijfboekje tevoorschijn en toont een grote zware routegids. Ik doe er nog een schepje bovenop door te vertellen, dat dat allemaal in mijn telefoon zit, wat niets weegt. Vervolgens haalt hij een dik notitieblok op A4 formaat tevoorschijn, waarin zijn uitgeprinte reserveringen van onder andere Booking zitten. Tot slot doet hij mij een groot genoegen door ook nog zijn vier brillen met bijbehorende kokers te tonen. We kunnen er samen om lachen en zo zijn wij voor het moment dikke caminovrienden tot hij vaststelt met mij boodschappen te gaan doen. Dat gaat niet gebeuren want zo ver gaat mijn vriendschap nou ook weer niet. De albergue ken ik van vorig jaar. Hij stelt niet teleur. Een vriendelijke ontvangst door twee Engels sprekende vrijwilligers en eindelijk weer eens een paar mensen met wie ik kan praten. Ik deel een kamer met de Amerikaan. Ik doe mijn boodschappen alleen, ook al gaat het een beetje regenen. Op zoek naar brood, fruit, water en sinaasappelsap. Die Amerikaan eet vast een Big Mac in plaats van brood, fruit, water en sinaasappelsap. Ik heb hem nauwelijks nog gezien, behalve slapend in zijn bed, hartstochtelijk snurkend.
Ik maak een wandeling door de stad. Op de Plaza Mayor staat een gelukkig kind met een wit pluchen konijn. Ik mag haar op de foto zetten. Haar grootvader schenk ik één van mijn minikonijntjes. Hij geeft het door aan het kind, dat er intens blij mee is. Een gouden momentje. Ik geniet van de prachtige pleinen, parkjes en terrassen. Mooi gerestaureerde gebouwen met kunst-exposities om van te watertanden. Er komt geen eind aan al dat moois. En toch loop ik morgen verder, op weg naar Santiago. Anders komt daar nooit een eind aan.
Camino Torres
“Je hebt het verdiend”
Rosi, burgemeester van Aldea del Obispo
30 juni 2024, Robliza de Cojos, 34 kilometer, totaal 789 kilometer
Diego de Torres Villarroel was een befaamde professor aan de universiteit van Salamanca. Hij maakte in 1737 een pelgrimstocht van Salamanca naar Santiago, omdat hij iets goed te maken had. Vanaf vandaag loop ik dezelfde tocht, de ‘Camino Torres’, die via Portugal na omstreeks 600 kilometer in Santiago eindigt en waarvan de laatste 130 kilometer samenvalt met de Camino Portugués.
Bij mijn vertrek om zeven uur is het met elf graden en een stevige wind gewoonweg koud en het wordt vandaag niet meer dan tweeëntwintig. Een laatste blik op Salamanca en daarna vierendertig kilometer zonder ook maar één dorp, laat staan huis en zelfs geen bank of iets om op te zitten en uit te rusten. Pas na uren worden mijn handen warm. Het pad is een transhumance: brede stroken grond begroeid met grassen en struiken, die door het hele land lopen en waar vee aan het eind van het seizoen van zomer- naar winterweides wordt gedreven en andersom. Een paar grote boerenbedrijven met koeien en uitgebreide boomgaarden. Een kudde koeien en stieren brengt de transhumance tot leven door midden op het pad te staan en bij mijn komst voor mij uit te gaan lopen. Ze hebben grote horens en kalveren. Ik durf er niet goed langs. De hele tijd niemand gezien en precies nu komt een auto aangereden. De chauffeur kan mij vast wel vertellen of ik er veilig langs kan. Hij stopt op een teken van mij. In vloeiend Googles vraag ik het hem. Ja, het is oké, als ik maar met een grote boog eromheen loop. Niet zo handig als die boog vol met struiken staat. Na een tijdje lukt het op een plek, waar de begroeiing minder dicht is. De koeien en ik houden elkaar nauwlettend in de gaten. Dat was wel zo’n beetje het meest opwindende moment van de dag, of het moest een loslopende hond zijn. De eigenaar doet hem aan de lijn. In Spanje is men zo aardig om een hond onmiddellijk aan te lijnen, zodra ik in het vizier kom. Dit soort rustige dagen helpen om in het hier en nu te zijn en daar gaat het om wat mij betreft. De laatste kilometers zijn zoals meestal moeizaam, maar bieden wel weer de vergezichten, waar ik zo van houd. Aan de horizon zie ik bergen. Daar schijn ik later overheen te moeten.
Aan het begin van Robliza de Cojos ontdek ik een bar met een groot terras vol gezinnen en vriendengroepen die op de vrije zondagmiddag gezellig bij elkaar komen en waar ik eindelijk kan gaan zitten. Lekkere warme broodjes kip, serveza-sin en lauwe koffie. De barkeeper belt voor mij naar Cristina van de albergue. Na een half uur komt ze me met de auto ophalen. Zij doet haar best om het mij naar de zin te maken. “Welcome”, zegt ze een paar keer. Wat een lieverd. De herberg is gevestigd in een leegstaande school met een grote tuin en een afdak, waar ik het mij gemakkelijk maak. Heel bijzonder: van vijf tot zeven op zondagavond gaat in een boerenschuur zonder ramen de ruime, nette en eenvoudige dorpssuper open. Zo kan ik morgen met vers water en proviand weer verder, want ook dan is onderweg niets te krijgen.
1 juli 2024, Alba de Yeltes, 46 kilometer, totaal 835 kilometer
Het loopt anders dan gepland. Na 22 kilometer langs heel veel koeien, die achter hekken staan en als een dolle van mij weglopen, en opnieuw de mooiste vergezichten kom ik in San Muños aan. Alle cafés zijn dicht. Ik ga naar het gemeentehuis, waar een dame mij verwijst naar de albergue, “in het huis van de dokter.” Zij vraagt mijn naam en neemt een foto van mij. Onderweg hoor ik, dat in de albergue daklozen zitten. De albergue zit onder hetzelfde dak als de dorpsdokter, een vrouw die duidelijk geen zin heeft in pelgrims. Zij praat in rad Spaans. Google kan haar niet bijhouden, maar één zin blijft hangen: ”Je moet wachten.” Ik voel me afgescheept. Zo ga je toch niet om met een pelgrim. Ik zie door een raam, dat het in de albergue een afzichtelijke bende is. Ik ga op een bankje zitten en overpeins de situatie, terwijl ik mijn collega in een dikke vette Audi zie wegrijden. Wachten tot die zwijnenstal opengaat en geen café hier? Dan nog maar vierentwintig kilometer erbij. Op dat moment stopt een mobiele handelaar aan de overkant van de straat. Dat kan geen toeval zijn. De chauffeur doet de deuren van de laadruimte open en zie daar: een zwaar opgemaakte Spaanse, knalrode lippen die ik nooit vergeten zal, staat daar tussen stapels groenten. Zij is goed voor een kam bananen: krachtvoer voor de lange afstand en op het juiste moment te koop.
Doorlopen naar Alba blijkt, ondanks dat twee teken op mij landen, een goede gok. Aan het begin van het dorp zijn veel mensen aan het jeu de boulen. Zij wijzen mij enthousiast op de albergue, die naast de baan staat en gebaren, dat ik gewoon naar binnen kan gaan. Binnen word ik ontvangen door twee dames. Aurora, een oudere vrouw is de hospitalera. De andere, Manoli, ook op leeftijd, is van de lokale bar. Zij regelt meteen een maaltijd in haar bar en een broodje kaas voor het ontbijt. Twee witte konijnen op precies het goede moment. Aurora is verbaasd dat ik gekomen ben. Zij had doorgekregen, dat ik morgen zou arriveren! Kennelijk heeft Cristina haar gebeld of de mevrouw van het gemeentehuis van San Muños. Ik kom er niet achter, maar bijzonder is het wel. Aurora moppert, dat sommige gasten er een zooitje van maken. “Gisteren nog een heel gezin. Die gingen naar een bruiloft. Dat zijn geen pelgrims.” Daarom is zij nu aan het opruimen. Ik haal een wit voetje bij haar door te vertellen dat ik twee albergues heb uitgemest. Aurora wijst me een koffiezetapparaat aan plus melk en gemalen koffie voor een kop koffie morgenochtend bij mijn ontbijt. Op haar verzoek zeg ik haar toe voor haar te zullen bidden als ik in Santiago ben. Hier heerst nog het echte authentieke roomse pelgrims-geloof.
2 juli 2024, Ciudad Rodrigo, 26 kilometer, totaal 861 kilometer
Na de filterkoffie van Aurora, het broodje van Manoli en zes kilometer asfalt over, wat ik op een bord lees, de Cañada Real de Extremadura, let wel dat laatste woord betekent extreem moeilijk, bereik ik het dorp Bocacara, waar beide bars gesloten zijn. In één van de bars gaat een werkster naar binnen. Zij is niet van plan deze pelgrim van de eerste levensbehoeften te voorzien, maar ik ben niet van plan om de volgende twintig kilometer op slechts een blikje cola en een halve liter water te gaan lopen. Een oudere heer lost het voor me op door het aan een paar bouwvakkers te vragen. Natuurlijk vullen zij mijn fles met kraanwater. Vervolgens gebaart hij mij met hem mee te komen, terug naar het bankje waar ik m’n stokken had laten staan. Ik bedank hem voor zijn hulp en ga weer op weg, eerst door een bos met kurkeiken, vervolgens langs graanvelden en soms over graspaden door velden met dichte begroeiing. Na het gras gekeken of dat nog teken heeft opgeleverd en ja hoor, ik zie er één over m’n broek omhoog lopen, op weg naar de grazige weiden van mijn lijf. De zoveelste binnen enkele dagen. Ten slotte door het missen van een afslag op doorgaand asfalt beland. Dat scheelt mooi bijna twee kilometer in mijn voordeel. Dat is fijn bij negentwintig graden onder een Reckitt’s blauwe hemel.
Ciudad is een mooie klassieke Spaanse vestingstad. Op een terras eet en drink ik tot het half vijf is. Daarna gaat de VVV open en hopelijk ook een winkel, waar ik nieuwe T-shirts kan kopen, want mijn merinoshirts vallen letterlijk uit elkaar door de overmaat aan UV. De albergue is heel groot en berekend op allerhande toeristisch-educatieve pakketten voor de jeugd, maar die is er niet. Goddank heb ik het rijk weer alleen, al moet ik wel zeggen dat de actie van een loodgieter of rioolspecialist beter tegen de stank in dit gebouw had geholpen dan het overdadig spuiten van synthetische bloemengeur. Het beperkt mijn verblijfsgenot aanzienlijk. Ik mag dan pelgrim zijn, dat wil niet zeggen, dat ik stank op de koop toe neem. Dat geldt trouwens ook voor de regelmatig verpestende stank van varkensmesterijen onderweg. Maar verder ben ik weer heel tevreden.
3 juli 2024, Aldea del Obispo, 32 kilometer, totaal 893 kilometer
Het selfservice ontbijt in een koelkast is ver over de datum, het fruit deels verrot. Wat een stinktent. Weg wezen!
Afwisselende route, variërend van asfalt tot hoog gras. Dat laatste is niet fijn: er prikt van alles door m’n sokken. Een paar keer deel ik de route met koeien en stieren. Ook dat vind ik niet fijn. Ze lopen eindeloos met me mee en laten nauwelijks ruimte om te passeren. Het is een warme dag met kwik boven de dertig en haast geen wind. Ik kan ik er gelukkig goed tegen.
In Aldea weet ik niet goed waar ik de sleutel van de albergue kan vragen. Uiteindelijk beland ik op een overdekt terras aan het Plaza Mayor, waar een paar mensen zitten. Ik roep “hola” en onmiddellijk gaat een dame voor mij bellen met Rosi, de burgemeester. Zij komt na een kwartiertje aangereden. Knalrood haar, blauw T-shirt en korte spijkerbroek. Zij brengt mij samen met de belster naar de albergue, die perfect is. Goede bedden, een keuken en, uitzonderlijk, sanitair zonder gebreken. Ik krijg uitvoerig tekst en uitleg en ze lopen ook nog een eindje mee om de kruidenier aan te wijzen. Ik bedank hen voor hun hartelijkheid. “Je hebt het verdiend” is hun moederlijke reactie. Honderd keer beter dan die stinktent van gisteren, waar ik verdorie ook nog m’n handdoek heb laten liggen. Gelukkig liggen hier een handdoeken. Morgen vind ik er vast wel één te koop in Pinhel.
Ik koop wat mondvoorraad in de nette eenvoudige supermarkt, die mij werd aanbevolen door de twee dames.
4 juli 2024, Pinhel/Coimbra, 33 kilometer, totaal 926 kilometer
Het wordt vandaag vijfendertig graden, dat betekent om zes uur vertrekken om voor de grootste hitte binnen te zijn. Binnen een half uur ben ik in Portugal. Daar krijg ik een uur cadeau en is het weer half zes. Vlak na Almeida, een mooie vestingstad, komen vier blaffende honden op mij af. Eén kan ik wel aan, maar vier….ik besluit om te keren. Honderd meter terug is een shunt naar snel asfalt zonder honden. Vlak voor Pinhel steekt een vreemd soort hond de weg over. Hij blaft niet en heeft geen halsband. We houden elkaar in de gaten en mijden elkaar. Als ik doorloop steekt hij opnieuw de weg over en verdwijnt in het groen.
In Pinhel bezoek ik een lokale medische post omdat ik last heb van m’n linker oog. Rond twaalf uur ben ik er. Na twee uur wachten, tijd zat om mijn ziektegeschiedenis in m’n telefoon te zetten en te vertalen naar het Portugees en een hoop gedoe maar geen onderzoek behalve een overbodige bloeddrukmeting, wordt een taxi besteld. Dertig kilometer verderop in Guarda is een ziekenhuis waar een oogarts is. De taxichauffeur kan nauwelijks schrijven. Hij prutst iets op een visitekaartje. Dat moet dan maar de nota zijn. De teller staat op 42 euro, 40 vindt hij genoeg.
De zuster van de intake zegt meteen dat een dokter naar mij kijken zal, maar dat in dit ziekenhuis geen oogarts is. Ik word in een wachtkamer gezet, naast een oudere vrouw, psychiatrisch patiënte zo te horen, die luidkeels haar ongenoegen uit over iets of niets en kennelijk denkt dat iedereen net zo doof is als zij. De hele wachtkamer kijkt schijnbaar onbewogen toe. Dan komt de voedselvoorziening met een trolley binnenrijden. Broodjes, koffie en thee. Ik kies een broodje Vache qui rit. Best lekker als je trek hebt. Bij de voedselvoorziening kan er wel een lach van af. Intussen ontdek ik een stopcontact boven m’n hoofd. Goed om de telefoon bij te laden. Wat zou ik graag foto’s maken! De tijd verstrijkt, zonder dat de wachtkamer ook maar iets slinkt. Straks is de ogendokter, waar die ook maar is, naar huis als ik daar aankom. De lieve intake-zuster verzekert mij dat die 24 uur beschikbaar is. Kennelijk is een ordentelijke verwijzing nodig. Om half zes roept een dokter: “Jan Gerritsen”. Ik vergeet even, dat ik in Portugal ben en roep in onvervalst Hollands terug: “Dat ben ik!” Hij verontschuldigt zich voor de lange wachttijd en legt uit, dat hij voor drie collega’s moet waarnemen. Hij neemt contact op met een collega in Coimbra, 168 kilometer verderop en maakt daarbij dankbaar gebruik van de ziektegeschiedenis, die ik zo-even maakte en die ik nu naar hem mail. Terug naar de wachtkamer. Voor de zoveelste keer rijdt de schreeuwende mevrouw krijsend in haar rolstoel richting uitgang. Dat is niet de bedoeling. Het personeel en een behulpzame wachtende rollen haar weer terug. Eén middag in deze wachtkamer en je krijgt een heel boek voorgeschoteld. Mensen schuifelend met een infuus, patiënten die met bed en al door de wachtkamer worden geduwd, een lange jongeman die allerhande katatone houdingen aanneemt, kortom een pandemonium. Ik word opnieuw bij de dokter binnengeroepen. Het intercollegiaal overleg met de oogspecialist heeft als resultaat, dat ik met spoed naar Coimbra moet voor onderzoek en eventueel behandeling. Van de verzekeraar mag dat per ambulance. Dat is nog eens wat anders dan te voet. Ik zal de taxi- en ambu-kilometers maar niet bij mijn loopjes optellen. Ik ben weliswaar een spoedgeval, maar de ambulance laat nog geruime tijd op zich wachten. Om zeven uur komen de etenswaren weer langs. Ik neem weer een broodje koedielacht. De schreeuwende mevrouw krijgt ook een broodje. Zij schreeuwt met volle mond. Ik zeg haar dat dat niet hoort. In het Nederlands. Daarop bedaart zij even. De onbewogenen lachen een nu beetje. Ik ga naar de wc en moet daarvoor tussen twee bedden, gevuld met patiënt, door laveren. Het stinkt heel erg, net als soms op het platteland. Ik geloof dat dat van de patiënten komt. Na afloop blijft de wc onder veel geraas doorstromen. Die moet een verwijzing loodgieter krijgen. Uit één van de bedden stijgen hevige snurkgeluiden op. Met drieëndertig kilometer in de benen en op vanaf vijf uur lokale tijd, dat is vier uur hier in Portugal, ben ik ook wel toe aan een dutje. Mijn buurvrouw begeleidt deze gedachte met een gierende huilbui, waar een ezel jaloers op zou zijn. Een wachtkamer-wachtende mevrouw troost haar, maar dat helpt niet lang en weer probeert ze ervandoor te gaan met haar rolstoel. Eindelijk, tegen achten word ik in een rammelende ambulance gezet voor een rit van twee uur naar het Hospital da Universidade in Coimbra. Daar, op een druk verkeersplein laat de chauffeur even de triofoon loeien. Heerlijk. De universiteitskliniek: wat een ouwe meuk, maar wel een adequaat onderzoek. Tegen middernacht krijg ik de uitslag: iets met het glasvocht, gaat vanzelf over. Ik overweeg achter een stapel stoelen in een wachtkamer te gaan slapen, maar een bewaker voorkomt dat. Ergens in een gang ga ik zitten om een hotel te zoeken, liefst in de buurt. Booking kan alleen maar bedenken dat ik voor de volgende nacht iets zoek. Daar heb ik niks aan. Ik wil nu een hotel. Op mijn kaart zie ik een hotel vlak in de buurt met een 24-uurs receptie. De uitgang van het ziekenhuis is moeilijk te vinden, geen bordjes maar papieren aanwijzingen die elkaar tegenspreken. Twee maal vragen en ik sta eindelijk buiten. Na een kwartiertje lopen ben ik bij het hotel, groot en modern. Dat is nog eens wat anders dan een albergue communal. Om één uur lig ik tussen de witte gestreken lakens.
5 juli 2024, Trancoso, 16 kilometer, totaal 942 kilometer
Die zestien kilometer heb ik voornamelijk in Coimbra gelopen. Coimbra is een mooie stad, maar daar zie ik niet zo veel van. Decathlon, waar ik een handdoekje en merino T-shirts wil kopen, ligt zes kilometer buiten het centrum. Daar ben ik een halve dag mee zoet en ze hebben niet eens geschikte handdoekjes. Later lukt dat wel bij een Chinese winkel waar je werkelijk van alles kunt kopen, van schroeven tot bikini's. Ik voel me te moe om steil omhoog het centrum in te lopen. Beneden zijn ook wel leuke straatjes en pleinen. Op een klein gezellig terras geniet ik van een goed bord eten. Online regel ik een ticket voor de bus van vijf uur naar Trancoso, waar ik vandaag naar toe zou zijn gelopen vanuit Pinhel, als ik niet naar Coimbra was gebracht. Hoe mooi Coimbra ook is, geef mij maar de rust van het platteland. Dan maar geen witte gestreken lakens.
Trancoso is een stil vestingstadje. Op de vrijdagavond zie ik bijna geen mens. De terrassen zijn leeg. Misschien is het nog te vroeg in de avond. Mijn hotel is uitmuntend, zeker gezien de slechts vijfendertig euro. Er zijn geen andere gasten. Dat wordt goed slapen en opnieuw tussen witte gestreken lakens.
6 juli 2024, Sequeiros, 24 kilometer, totaal 966 kilometer
Het hotel was oké, het bed idem, en toch niet goed geslapen. Dan is vierentwintig kilometer, zelfs op zo veel mogelijk gemakkelijk asfalt, meer dan genoeg. Eén keer maak ik rechtsomkeert, als mijn pad na een oeroud stenen brugje in een wildernis ontaardt. Meerdere loslopende, blaffende honden, maar geen één heeft het lef om dichtbij te komen als ik terugblaf en met mijn stokken dreig.
In mijn telefoon staat een adresje voor twintig euro. Ja hoor, ze hebben nog wel een kamer voor mij. Kom ik bij een chic vier sterren hotel met veel feestelijk geklede gasten. Ik val een beetje uit de toon met mijn weinig feestelijke outfit. Een kamer kost honderd euro, maar de receptionist voegt er aan toe, dat bij restaurante Santo Estêvão, honderd meter verderop, kamers zijn van dertig. Win, win: die man voelt gewoon, dat ik op de penning ben en hij is van deze zwerver af. De kamer bij de buren is meer dan goed, beter nog dan afgelopen nacht. Onbegrijpelijk hoe ze dat hier doen voor een paar tientjes. Voor dat geld heb ik zelfs een zwembad met gillende kinderen en op mijn kamer een kinderledikantje. Dat laatste is overbodige luxe.
7 juli 2024, Moimenta da Beira, 24 kilometer, totaal 990 kilometer
Mijn energie is weer terug na een uitstekende nachtrust. Om dan ook nog na acht kilometer in het Anton Pieck-dorp Lapa een koffiebar te vinden, pasteis de nata erbij, heerlijk. Geen lastige honden, wel irritante vliegen. Stille asfaltwegen. Dennenbossen. Veel hellingen. Een dorp van ruïnes, Carapito, waar ik uitrust en lunch.
Moimenta heeft een statig oud gedeelte met veel overnachtingsadressen, maar die blijken op één na allemaal gesloten, al dan niet definitief. Een jongedame in een café geeft een adres, maar helaas, vandaag ook gesloten. Ten slotte vind ik telefonisch een kamer, maar ik kan het adres niet vinden. Het staat niet goed in mijn kaart aangegeven. Ik spreek een willekeurige dame aan op straat of zij mij kan helpen. Zij spreekt Frans, belt met het adres en brengt mij, rad Frans pratend waarvan ik tien procent versta, helemaal naar mijn ‘hotel’, driehonderd meter verderop. Wat een vriendelijke hartelijkheid. Ik word opgewacht door de bazin, een knorrige dikke oude mevrouw, die op haar beurt totaal gespeend is van vriendelijkheid, laat staan hartelijkheid jegens mij en haar erbarmelijk blaffende hond, die, in de hitte aan zijn lot overgelaten, wanhopig rondjes loopt in een smerig hok in de achtertuin vol rotzooi. Mijn kamer heeft een simpele ouderwetse badkamer met de nodige gebreken en een zijkamer met een extra bed en raampjes op ooghoogte. Etenslucht en mottenballen. De inrichting stamt uit de jaren vijftig. Het is er gehorig en de stofzuiger is waarschijnlijk al jaren kapot. De bazin vindt het niet nodig om de gegevens van haar gast te noteren. Zwijgend neemt ze de huur voor één nacht in ontvangst. Dezelfde prijs als mijn suite van afgelopen nacht. Hoe durft ze! En toch, het is wel voor de derde opeenvolgende dag, dat ik een kamer met nummer 6 krijg. Voor Chinezen een geluksgetal, vooral als 666, zo lees ik in Wikipedia. Nou moet ik zeggen, dat ik het in Coimbra bij een Chinese winkel aangeschafte handdoekje van €2,15 ongelukkigerwijs dezelfde dag nog ben kwijtgeraakt, maar vandaag, op weg naar een supermarkt vlak bij mijn mottenballenkamer, vond ik zomaar weer in zo’n Chinese winkel een handdoekje, nu voor slechts €1,95. Als dat geen geluk is!
8 juli 2024, Lamego, 32 kilometer, totaal 1022 kilometer
De route loopt door meerdere mooie en zo te zien redelijk welvarende dorpen met fraaie kerkjes en een veelheid aan de mooiste landschappen. Wijngaarden, akkers, bossen en vooral bergen, heel veel bergen en het pad, in deze streken vaak geplaveid met vierkante granieten blokjes, gaat er nooit om-, maar altijd overheen. Ik loop ook nog één of twee kilometers verkeerd. Om half elf koffie. In de bar staat een gezelschap, dat mijn koffie betaalt. Zomaar. Dat is leuk. Ik neem er zelf ook nog één voor het enorme bedrag van één euro. Goede koffie van vers gemalen bonen, zoals overal in Portugal, zelfs in de meest mottige cafeetjes. Gisteren twee koffie en twee taartjes, drie tachtig. Ik snap niet hoe dat kan. Als ik verder loop zie ik vanachter de bergen rookwolken opstijgen. Duidelijk een natuurbrand. Op een gespecialiseerde site vind ik waar het precies is. Voorlopig nog ver weg, maar ik houd het goed in de gaten, ook met het oog op de route van morgen. Eén dorp heeft een middeleeuwse toren aan het begin van een brug uit dezelfde tijd. Daar is een terras, waar ik bijkom met een glas cola, dat wil zeggen suiker, cafeïne en water. Daar loop ik lekker op. De steile wegen vragen om lange en frequente pauzes, daardoor ben ik vandaag lang op weg.
Aan het eind van de middag kom ik bezweet en vermoeid aan in Lamego. De kathedraal zit, zoals veel kerken in Portugal en Spanje, dicht. Ertegenover staat mijn hotel, dat schoon is en een beetje tuttig. De kamer biedt uitzicht op het plein met de kathedraal. Ik doe boodschappen en kijk wat rond. De stad telt veel kerken. Aan het eind van een langgerekt plein met terrassen, vijvers en standbeelden staat boven op een berg aan het eind van een lange barokke opgang van wel honderd meter hoog een kerk met twee torens, die theatraal naar het Hogere wijzen. Tussen al die pracht en praal van dit bedevaartsoord voel ik me als een kers op een grote roomse slagroomtaart.
9 juli 2024, Mesão Frio, 32 kilometer, totaal 1054 kilometer
De hele dag valt een spatje regen, te weinig voor de boeren en de regenjas. Het voordeel is dat het niet zo heet wordt onder het wolkendek. Dat is maar goed ook, want nog nooit heb ik zulke steile hellingen genomen als vandaag. Dat is zweten en zuchten, al is het niet meer dan tweeëntwintig graden. Ik moet er niet aan denken om hier bij dertig graden te moeten lopen. Na een uur rennen vijf blaffende honden op mij af. Een buurvrouw komt samen met nog twee honden, totaal zeven dus, af op het kabaal, dat de honden én ik maken. “Nada mal.” Ik roep verontwaardigd in goed Nederlands terug dat ik dat niet kan weten en ben tegelijkertijd trots dat ik ze, weliswaar trillend van de schrik, heb getrotseerd. De andere honden van vandaag liggen aan de ketting, zitten achter een hek of komen niet in beweging, dus dat is verder geen probleem. Bij Peso da Régua passeer ik de Douro over een lange ouderwetse ijzeren brug met veel toeristen. Onderweg zie je die niet. Ze drommen liever samen in gerenommeerde toeristencentra. Na twee kilometer langs de Douro gaat de weg over een onbewaakte spoorwegovergang en dan extreem steil omhoog. Schitterende uitzichten over het dal en de rivier zijn mijn loon voor de hijgerige klim. Dit gebied is uniek en van grote schoonheid. Eeuwenlang is hier gezwoegd om de berghellingen in terrassen met stenen muren aan te leggen voor de teelt van wijnstokken die in strakke rijen staan opgesteld. Dat tekent bijzondere grafische effecten in het landschap, terecht vereerd als werelderfgoed. Het overnachtingsadres, waar ik gisteren reserveerde, blijkt een restaurant te zijn. Als ik daar aankom laat een bezorger een vijfliterfles wijn op de grond kapot vallen. Voorlopig geniet ik van de heerlijke geuren die van de plas wijn opstijgen, mij niet bewust van dit voorteken van tegenspoed, zoals ik weldra merken zal. Binnen weet men mij te vertellen, dat ik geen kamer maar een tafel heb gereserveerd voor vanavond. Had ik niet eerder gezegd, dat het niet werkt als ik moet telefoneren met iemand die enkel Spaans spreekt? Zo gaat mijn illusie van een lekker bed aan diggelen, maar heb ik wel perspectief op een goed bord eten. Enigszins teleurgesteld loop ik naar buiten, maar er is hoop: verderop zie ik met hele grote letters HOTEL op een dak staan. Helaas, nog een tegenslag. Dicht en al jaren, gezien de verwaarloosde staat van het gebouw. Uiteindelijk vind ik een B&B. Wel vervelend, dat de uitbaatster mij nog meer wil laten betalen dan Booking. Op mijn gepruttel geeft ze vijf euro toe, maar dan zonder ontbijt, want ze is niet van plan om voor deze vroege pelgrim om zes uur uit bed te komen. Zij rekent contant af. Madam steekt het geld zwart in haar zak. De kamer is luxe en heeft een schitterend uitzicht over de bergen en de Douro en zelfs een zwembad in de tuin. Zo begin ik me steeds minder een pelgrim te voelen. De luxe lonkt. Ik sta een uur onder de douche en gebruik alle handdoeken, zeepjes en shampoos. Had ze maar aardiger moeten zijn. Terug het dorp in, waar een vriendelijke groenteboer mij de albergue aanwijst. Die zou wel open zijn. Vast een stuk goedkoper dan de negen tientjes die ik bij de B&B madam heb gedokt. In het restaurant staat een keurig gedekte tafel voor mij klaar. Het eten is heel goed en voordelig, de bediening vriendelijk. Eind goed, al goed. De tegenspoed valt uiteindelijk mee.
10 juli 2024, Amarante, 28 kilometer, totaal 1082 kilometer
De weg stijgt voortdurend, soms met wel twintig procent, maar het is de moeite waard. Ik ben opnieuw vol bewondering voor de mensen die hier overal in de bergen leven en het gebied in de loop van de eeuwen begaanbaar maakten. Gehuchten die tegen steile hellingen zijn geplakt. Als plattelander komt het mij schier onbegrijpelijk voor. Verrassing: na zes kilometer een onberispelijk etablissement. Dat betekent zitten, uitrusten, cafeïne en cake, onmisbaar voor het volgende stuk: weer steil omhoog door bossen naar het hoogste punt van vandaag: 884 meter, bijna zeshonderd meter hoger dan mijn vertrekpunt, drie uur geleden. Nog steeds is het weer mij gunstig gezind met een bewolkte hemel en een graad of twintig, en dat midzomer. Daarna de beloning: de afdaling over een kronkelweg in een uitbundig groene omgeving. De zon breekt door.
Het centrum van Amarante loop ik binnen over een lange klassieke brug. Vlakbij is mijn hotel met kamers en slaapzalen. Ik kies voor een slaapzaal. De kans is groot, dat er verder niemand bij komt. Ik ben weliswaar in een drukke toeristenstad beland, maar toeristen slapen niet in zalen. Mooie oude gebouwen, pleinen, kerken, terrasjes. Het klinkt afgezaagd, maar dat is het niet. Om half acht eet ik op een terras. Daarvoor krijg je hier nog geen boterham.
11 juli 2024, Guimarães 40 kilometer, totaal 1122 kilometer
Vandaag van alles wat: mist, motregen, zon, veel asfalt en verkeer, nog een paar stevige hellingen, een ideaal pad op een verlaten spoorlijn, koffie op z’n tijd en twee etappes op één dag omdat de eerste etappe te vroeg in een volstrekt oninteressante plaats eindigt. Wat zou ik daar de hele dag moeten? Af en toe zie ik iemand aan het werk op het land. Gewoon met een hak de grond bewerken. Regelmatig, ook in de grotere steden, een openbare overlijdensadvertentie aan een lantaarnpaal geplakt, inclusief een foto van de overledene toen die nog leefde, altijd te dik. De bakker rijdt rond en hangt plastic zakjes met broodjes aan het hek van zijn klanten. Ergens rijdt een wagen, die luid belangrijke mededelingen omroept. Een kerkklok die nep de tijd slaat door luidsprekers. Wijngaarden, waar nog veel handwerk in zit, omdat het terrein niet geschikt is voor grote machines, of omdat het arbeidsloon goedkoop is, ik weet het niet. Gifspuiters zonder maskers. Veel ruïnes, zelfs van een groot kloostergebouw. Flats en andere panden die nooit zijn afgebouwd. Een oude vrouw, die haar was met de hand doet bij een openbare wasplaats. Kubistische nieuwbouwvilla’s met veel wit en zwart en glas, soms zover doorgeschoten, dat het op een bunker gaat lijken. Daartussen traditionele panden compleet met hekken, opgefleurd met leeuwen of adelaars die de entreepoort bewaken en allebei naar rechts kijken. Links was zeker op. Zelden een hop met z’n mooie zachte hophophop-geluid.
Het bedevaartsoord Guimarães is een klassieke Portugese stad met een knots van een kasteel en trots op zijn kerk aan het eind van een allee van oprijzende barokke tuinen alsof de loper reeds is uitgelegd voor Onze Lieve Heer bij diens wederkomst. Ik voel me bevoorrecht om hier middenin het centrum in een spotgoedkoop designhotelletje te zitten. In de kleine lobby staan twee geglazuurde witte konijnen in een nis. Ik heb er nog één van mijn minikonijnen bijgezet, na de geïnteresseerde en niet lelijke receptioniste te hebben ingewijd in het evangelie van het witte konijn.
12 juli 2024, Braga 22 kilometer, totaal 1144 kilometer
Weinig kilometers vandaag. Ik kan laat vertrekken en rustig aan doen. Aanvankelijk door een aangenaam stedelijk decor met volop koffie, water, cola, brood, fruit, yoghurt, kapelletjes en zelfs twee keer bom caminho door aantrekkelijke dames en één keer door een broodmagere rokende man, die mij water aanbiedt. Maar dan. De gevreesde bult van bijna 250 meter en de enige manier om in het volgende dal te komen. Het pad is een met grote platte keien geplaveide oude Romeinse weg door een eucalyptusbos. Vaak ontbreekt een kei. Gejat om een hut mee te bouwen? Boven op de bult staat een kerk, ook nu weer voorzien van een oprijlaan voor Onze Lieve Heer. Dit het zoveelste bedevaartsoord, waar ik langs kom. Santiago wordt hier weggeconcurreerd.
Braga binnenlopen is minder onaangenaam dan gebruikelijk bij grote steden. Mooie lanen met veel groen en eigentijdse appartementen en woningen. Ik verschaf mij toegang tot mijn hotelkamer door middel van diverse codes. Geef mij maar een levende receptioniste. Ik dacht dat bij Booking een 1 was weggevallen, maar mijn ‘kamer’ meet inderdaad slechts vijf vierkante meter. Meer heb ik niet nodig en het is altijd nog beter dan een stapelbed in een slaapzaal, en vooral: midden in het centrum dat net zo grandioos pronkt met fraaie gebouwen en straatjes als de andere grotere steden. Het gedeelde sanitair is onberispelijk en vandaag nog niet gebruikt door andere gasten, wel zo fijn. Ik loop al dagenlang een noodvoorraad bonen in blik mee te sjouwen, maar de nood kwam niet. Dan moet dat nu maar mijn avondeten zijn. Dat scheelt weer gewicht in de rugzak. Daarna een rondje binnenstad, inclusief een zeer goed gevuld glas port van inferieure kwaliteit op één van de overvolle terrassen waar van alles op de kaart staat, behalve een gezonde salade. Hadden we in Nederland maar zulke lauwe zomeravonden. Daarna op tijd naar bed voor de lange tocht van morgen. Mijn hok is niet alleen erg klein, maar ook bloedheet van de zon die de hele dag naar binnen stond te schijnen. Het raam kan open, ook voor de herrie van de drukke straat beneden en de muggen. De ventilator maakt geluid als een grasmaaier van de gemeentelijke plantsoenendienst. Raam dicht en ventilator uit. De smorende hitte en het feit dat ik vlakbij een bedevaartsoord slaap helpt prima om me weer een beetje pelgrim te voelen.
13 juli 2024, Ponte de Lima, 36 kilometer, totaal 1180 kilometer
Over deze lange route kan ik kort zijn. Heuvelachtig, groen, beken, stroomversnellingen, huizen, kerken, eucalyptusbossen, blaffende honden en een hop. Achter de bergen nog meer bergen. De inspanning slokt m’n aandacht op. Het lukt niet goed in het ritme van het lopen te blijven. De dorpen hier zijn saai modern, de steden klassiek mooi en hoewel verschillend, toch hetzelfde: grote indrukwekkende gebouwen, fraai betegelde panden, gezellige pleinen, natuurstenen boogbruggen. Ik raak zowat oververzadigd.
In het toeristisch drukke Ponte de Lima komt de Camino Torres, waar ik tot nu toe als enige liep samen met de Camino Portugués over land. Ik kijk in m’n telefoon waar de herberg precies is. Een man vraagt: “Albergue?” Ik knik. “Je staat voor de deur!” In de herberg zie ik op een overloop een vrouw. Wij groeten elkaar. Zij zegt: “How are you?” De gebruikelijke reactie op een dergelijke vraag is meestal zoiets als oké dank je, maar na vijf weken van stilte vat ik het op als oprechte belangstelling voor mijn persoontje en pomp wat wederwaardigheden over mijn voettocht in haar oren. Deze gemeentelijke albergue is groot met meer dan voldoende plaats voor de naar schatting vijfendertig gasten. Het voelt goed om tussen de mensen te zijn, maar het is ook wennen. Vooral het voortdurende geklets van die mensen. Naast mij zijn twee dames langdurig en qua volume niet zeer ingehouden in gesprek met elkaar in een Slavische taal. Ik houd me in, maar het liefst zou ik ze de mond snoeren, desnoods met pasteis de nata. Verder is de slaapzaal gevuld met jongelui, die enthousiast met elkaar praten en lachen. Na achtendertig dagen als een jonge hond alleen gelopen te hebben voel ik mij voor het eerst oud en eenzaam.
Camino Portugués
Voor verhalen kun je beter de Camino lopen.
14 juli 2024, Gandra/Valença, 30 kilometer, totaal 1210 kilometer.
Dit is een Camino-dag, die ik na alle stilte van de afgelopen weken graag heb: af en toe een bekend gezicht van de vorige albergue met een gezellig praatje. Hier op de Camino Portugués zie ik voor het eerst weer reclameborden van hostels en albergues en pelgrimsmenu’s, ja zelfs van taxibedrijven, die je wel even over een lastige bult rijden. Gedenkplaatsjes, waar men stenen, foto's en andere dierbaarheden achterlaat. Allemaal niet gezien voor Ponte. Daar waren geen pelgrims om te herbergen, te voeden, te transporteren of plekken om dierbaarheden achter te laten.
Ik stop op een rustige plaats midden in de natuur bij een albergue, ‘Quinta Estrada Romana’. Ervoor zitten in de tuin enkele mensen, die ik herken en die wachten tot de herberg opengaat. Ik laat mijn plan om vandaag nog Spanje binnen te lopen, varen. Schot in de roos. De hospitalero, Diogo, zorgt voor een warm welkom, schoon wasgoed en een gezamenlijke maaltijd, waar gemakkelijk een goed gesprek ontstaat. Zijn gasten vandaag zijn blij en open-minded. Diogo heeft het goed begrepen. Hij is vaak zelf ook op pelgrimspad. Aan tafel spreek ik hem toe en onthul het geheim van het witte konijn. Hij komt in aanmerking voor de White Rabbit Award vanwege zijn inspanningen om een mooie gezellige plek te creëren waar de dolende pelgrim op adem komt en andere pelgrims kan ontmoeten. Geen oorkonde maar wel een mini plastic konijn valt hem ten deel. Er wordt met glazen wijn geklonken. Vriendschappen worden gesloten voor kortere of langere tijd. Twaalfhonderd kilometer na Valencia vind ik het eindelijk, hier in Valença, het echte ouderwetse Camino-gevoel, met dank aan Diogo en die aardige gasten van vandaag.
15 juli 2024, Mos, 28 kilometer, totaal 1238 kilometer
Als ik wakker word is bijna iedereen al stilletjes vertrokken. Een laatste blik op de bijzondere herberg van Diogo, daarna richting het nabijgelegen Valença, een fraaie vesting. De horeca zit nog dicht als ik door het stadje loop en waarom zouden ze ook open zijn? Toeristen zijn niet zo vroeg. Spoedig steek ik de Rio Miño over. Halverwege de brug begint Spanje en gaat het regenen. Het blijft bij wat gespetter en dat herhaalt zich nog een paar keer. Aan de overkant ligt Tui, ook een mooi vestingstadje, waar ik nog wat bekende gezichten van gisteren zie, in het bijzonder bij het loket van het Mosteiro de Nosa Señora da Concepción, waar een kloosterzuster voor een tientje een doosje koekjes verkoopt via een soort mini tourniquet. Zo blijft zij afgezonderd van de wereld en verdient zij iets voor het klooster. Ik kom Beth tegen. Zij draagt een grote, goed gevulde rugzak en duwt een kinderwagen met nog meer spullen en een kind voort. Ik bied aan om een tijdje te duwen. Ze vindt het prima. Zij loopt met haar dochter van vijf de Camino Portugués vanuit Porto en heeft genoeg geduwd. Af en toe mag het kind in de wandelwagen, maar niet bergopwaarts. Beth blijkt psycholoog te zijn. We praten over mislukte relaties, psychotherapie en natuurlijk het pelgrimeren en hoe heerlijk dat kan zijn. Ondertussen loop ik als opa achter de kinderwagen. We maken grappen naar andere lopers, dat we sinds vandaag een gezin zijn. Na tien kilometer stappen moeder en kind op de bus, op weg naar een hotel en nemen we met een gepaste hug afscheid. Vrienden voor tien kilometer.
De albergue van vandaag is commercieel, kost niettemin geen drol. Ik kan in het bijbehorende restaurant eten. Bij de receptie staat een pelgrim, Marie, die ik nu drie dagen telkens weer in een albergue tegenkom. Allebei blij een bekend gezicht te zien. Zij was de eerste en enige pelgrim die in Ponte de Lima een praatje met me aanknoopte, nadat ik weken alleen was geweest. Ik vond dat heel bijzonder. We gaan samen aan tafel en hebben het gezellig in deze verder niet bijster interessante ambiance. De paar andere gasten gaan hun eigen gang. De mensen van gisteravond zijn waarschijnlijk in O Porriño gestopt. Ik had ze graag nog even gezien en gesproken. Je kunt je snel aan sommige mensen hechten. O Porriño vond ik geen fijne plek: veel backpackers, ook neppers met kleine zakjes. Bovendien niet ver genoeg, want over vier dagen wil ik in Santiago aankomen. Het is nu nog maar honderd kilometer. Moet ik wel elke dag twee stempels scoren voor m’n compostela, anders heb ik straks dertienhonderd kilometer voor niets gelopen.
16 juli 2024, Pontevedra, 32 kilometer, totaal 1270 kilometer
De route van vandaag is weinig opwindend. Ik ben op een stuk gekomen, waar ik dit jaar met Ellen heb gelopen. Af en toe wat natuur en dan weer veel stadsgedruis. Veel lopers, ik zal ze niet classificeren. Soms een konijn met viltstift ergens op gekalkt. Raadselachtig. Natuurlijk ook plekken waar men de eeuwigheid te lijf gaat met herdenkingsdingetjes als stenen, foto’s, armbandjes, schoenen enzovoorts. Een bonus van tien kilometer omdat mijn beoogde doel volgeboekt bleek en de volgende mogelijkheid zich pas na twee uur lopen voordoet. En toch voel ik mij vandaag opperbest. Ik sta met een jongedame met een zere knie te praten, maar dat gesprek wordt ruwweg gekaapt door een gebedsgenezer, die door handoplegging regelrecht de Heer in haar knie laat nederdalen. Zo veel onbeschofte goedertierenheid verdient mijn belangstelling niet. Ik loop verder en voor de rest ben ik slechts bezig met mij voort te bewegen volgens een zodanig schema, dat ik precies op tijd bij mijn vliegtuig op weg naar huis ben.
Wat was er vandaag aan leuks? Een Duitse lerares van zevenentwintig met het mooiste pikzwarte haar met kleine golfjes, met wie ik op een terras aangenaam heb zitten te praten en ontbijten, dat wil zeggen twee koppen koffie, een glas sinaasappelsap en een homp cake, en vervolgens ook nog met een Vlaamse vertaalster bij de EU van vierenveertig met mooie bruine ogen, die op de Camino wil ontdekken wat ze verder met haar leven wil en die mij een paar dagen geleden had beloofd, dat ik een tijdje Nederlands met haar zou praten, omdat ik tot dan toe niemand was tegengekomen, met wie ik in het Nederlands kon praten. Ook dat was een aangenaam onderhoud.
Ik ben in een gigantische albergue beland. Het krioelt hier van de jongelui. Ik sta op het punt deze dag te beschrijven en dan valt mijn blik op een metalen plaatje boven mijn bed met de aanduiding, dat dit bed voor een invalide is bestemd. Zo erg is het niet met mij gesteld. Behalve mijn voeten, die vandaag te veel werk en te weinig rust kregen, voel ik me opperbest. Dit is het enige niet-stapelbed en kreeg het van de hospitalero vanwege mijn gevorderde leeftijd. Voor hem is dat kennelijk synoniem met invaliditeit. Prima! De slaapzaal van maximaal vijf bij vijf deel ik met tien anderen, waaronder een Spaanse vader met zijn dochter van twintig. Haar grootvader is twee jaar jonger dan ik. Als ik dat hoor, dan ben ik dik tevreden met mijn status quo na meer dan dertig kilometer.
17 juli 2024, Caldas de Reis, 23 kilometer, totaal 1293 kilometer
De laatste slaapkamergenoten gingen om half twaalf naar bed, de eerste liet de wekker om zes uur lekker lang aflopen. Met te weinig slaap op weg, dat loopt niet lekker. In het halfduister zingen de merels. Gek, in sommige steden of dorpen hoorde ik ‘s morgens vroeg vooral veel duiven, in andere hanen, en in weer andere veel merels. En dit is dus een merel-stad. En nu ik het toch over geluiden heb, alle dorpen en steden ronken en stinken van de grasmaaiers en kettingzagen op benzinemotoren. Zodra je dat begint te horen en te ruiken, dan weet je, er komt een dorp of stad aan. Vandaag geen lange route en ook geen heel zware.
Het is weer gelukt, dankzij de afwijzing bij een volgeboekte albergue in Caldas de Reis, voor een paar tientjes een riante kamer te vinden, de laatste volgens de receptionist van het hotel. In de lobby staan tientallen koffers van neppers die, zo denk ik daar met heerlijk ongeremde genuanceerdheid over, hun angst om los te laten bij bagagetransporteurs afkopen. Ik beland letterlijk in een warm bad en kan ongestoord een paar uur bijslapen. Precies wat ik nodig heb.
De Spaanse vriendelijkheid in de horeca is soms zo warm als ijs. Na mijn uitstekende maaltijd van een in olijfolie zwemmende tomatensalade en gefrituurde pulpo vraagt, of liever, schreeuwt de kauwgom kauwende serveerster bij het afhalen van de tafel: ”Dessert or coffee!” Onderling praten Spanjaarden luid en indringend. Het went geen van beiden. Ze komt terug: “Dessert?” Ik “Helado.“ Zij: “Helada.” Inderdaad, denk ik.
18 juli 2024, Padrón, 19 kilometer, totaal 1312 kilometer
Hoe dichter bij Santiago, hoe meer lopers, in casu vakantiegangers die zich in groepjes kwetterend aan elkaar vastklampen. Ik kies voor mijn overnachting een albergue, die zich in het oorspronkelijk Franciscaanse klooster van Herbón bevindt en alleen toegankelijk is voor lieden die hun eigen bagage dragen en een credencial hebben. Reserveren kan hier niet. ’s Avonds is er een gemeenschappelijke maaltijd voor de maximaal dertig gasten. Kortom, hier komen alleen de ‘echte’ pelgrims binnen. Het leek mij een ideale albergue voor de laatste nacht voor Santiago en heb de omweg van vijf kilometer er graag voor over. Ik arriveer vroeg en moet nog een paar uur wachten tot de deur opengaat. Langzaamaan druppelen de gasten binnen. Een enkeling hoor ik met gepraat boven de stilte van deze schitterende plek in de natuur uitkomen. Ik verbaas mij telkens weer over de onstuitbare behoefte van mensen om teksten in elkanders oren te proppen. Om kwart over drie gaat de deur open. Het aantal pelgrims is opgelopen. De oude hospitalero raakt de tel kwijt. Iedereen krijgt een setje wegwerplakens en ik denk, leg nou gewoon van tevoren dertig stuks klaar, dan zie je vanzelf wel of je al aan je maximum zit. Zijn toewijding is er niet minder om en die wordt nog intenser bij de constatering, dat ik maar liefst tien jaar ouder ben dan hij. Dat levert een onderbed op en mijn bovenbed wordt leeg gehouden. Ik ben graag oud wanneer het mij uitkomt. Er komt ook nog een mevrouw binnenlopen, die donativo kuiten masseert. Dat heb ik niet nodig. Kwam ze maar langs met patat of zo. De maaltijd is namelijk pas om negen uur. Eerst moet de mis worden gecelebreerd en daar wordt ook wel gegeten en gedronken, maar daar kom ik niet aan te pas als niet-ingewijde. Dan komen drie caminovrienden met eten aanzetten. Zij nodigen mij uit mee te eten. White rabbit! Alle gasten krijgen ’s avonds een leuke rondleiding door de diverse gebouwen van het klooster. Vervolgens naar de mis. Op het eind lezen alle aanwezigen een spreuk voor in hun eigen taal. Daarna wordt de pelgrimszegen uitgedeeld en bezegeld met een oorkonde, waar je zelf nog wel je naam en datum op moet invullen. Ten slotte om negen uur is dan eindelijk een eenvoudige maaltijd. Een lekkere pompoensoep, veel gezonde sla, een simpele pasta en een bescheiden toetje. De lawaaierige akoestiek van de eetkeuken maakt, dat ik niet goed aan de gesprekken deel kan nemen dankzij mijn gebrekkige gehoor. Het geeft niet. De sfeer is goed en dat is het belangrijkste. Al met al een klassiek ouderwetse roomse gelegenheid, vol van goedheid, voor de enig echte pelgrim die op weg is naar de heilige resten van Sint Jacobus in Santiago.
Spanje moderniseert. Oude simpele dorpjes moderniseren. De drukbezochte Camino’s moderniseren. Zo’n plek en avond als deze bestaat misschien over vijfentwintig jaar niet meer.
19 juli 2024, Santiago de Compostela, 28 kilometer, totaal 1340 kilometer
Ik word om zeven uur gewekt met gregoriaanse muziek. Het ontbijt is zo sober als een pelgrim zich maar wensen kan: twee stukjes geroosterd brood met boter en jam plus koffie en daarna op weg. Padrón is dichtbij en goed voor de noodzakelijke aanvulling van het ontbijt. Koffie met cake. Onderweg neem ik afscheid van enkele mensen, onder wie Mark uit Liverpool en Marie uit Frankrijk en nog een paar, waarvan ik de namen niet weet maar met wie ik wel kortstondige vriendschappen had. Verder wordt het dagelijkse protocol afgewerkt zoals dat al tweeënveertig dagen ging: lopen, lopen en nog eens lopen.
In Santiago aangekomen kom ik langs een winkel waar merkkleding voor een prikje wordt verkocht. Ik koop een spijkerbroek en een poloshirt voor een paar tientjes. Ofschoon regelmatig mijn kleding is gewassen ben ik er niet zeker van dat ik daarmee geurloos het vliegtuig inga, vandaar. Het is zoals altijd weer gezellig druk in Santiago. Ik spoed mij naar het kantoor voor mijn compostela. Daar in de buurt hoor ik mijn naam. Het is Leon, die ik ken van het Genootschap van Sint Jacob in Rotterdam en die aan dezelfde haven woont. Bijzonder om hem hier te treffen. In het kantoor wordt mijn volgnummer overgeslagen, dus loop ik naar een willekeurige medewerkster, die warempel Nederlands spreekt. Zij probeert zo goed en zo kwaad als mogelijk is, mijn routes in te voeren. Het computersysteem kent de Levante niet, evenmin als de Teresiano en de Torres. Maar het lukt uiteindelijk wel om de 1340 kilometer en Valencia in mijn getuigschrift te prutsen. Ik tevreden. Dat was met een Spaans sprekende medewerker nooit gelukt. Wit konijn tot op het laatst! Door naar de Huiskamer van de Lage Landen voor een leuk gesprek met de twee dames die daar pelgrims ontvangen en Leon. Wij spreken af, later op de avond samen te gaan eten in Pinario.
Ik vertrok alleen in Valencia. Ik kwam alleen aan in Santiago en waarachtig, Jacobus zorgt dadelijk voor goed gezelschap.
20 juli 2024, Rotterdam 1395 kilometer
Eerst maar eens een ontbijtje halen in een goed café. Daarna nog wat shoppen voor m’n liefje. Het valt niet mee om iets aardigs te vinden in dit Walhalla van souvenirs en prullaria. Drie kwartier voor aanvang van de pelgrimsmis in een reeds volgepakte kathedraal van Santiago vind ik nog slechts een plekje op een stenen trap bij de zijingang. Weinig comfort maar wel strategisch: mocht de botafumeiro, het enorme wierookvat dat midden in de kerk hangt, gaan slingeren dan zit ik hier op de eerste rang. Er is nog tijd voor een gezellige babbel met mensen om mij heen. Een mevrouw met op haar T-shirt de tekst: Tot Jezus Door Maria en haar dochter maken dankbaar gebruik van mijn knieën als rugleuning. Indrukwekkend hoe hier elke dag weer duizenden mensen, al dan niet gelovig, in vrede bijeenkomen.
Onderweg was ergens een mevrouw, die mij vroeg in Santiago voor haar te bidden. Op zo’n vraag kun je toch geen nee zeggen? Ik tenminste niet en ofschoon de goede God wel weet wie ik bedoel is het wel zo netjes om haar bij naam aan te bevelen. Maar die weet ik niet meer. Ik lees daarom nog voor de dienst begint veel van mijn aantekeningen om te achterhalen hoe ze heette. Zo komen en passant de verhalen van meer dan veertig dagen lopen en dertienhonderd kilometers vol mirakels weer naar boven. Ik vraag, geïnspireerd door haar naam en het zonlicht, dat de kathedraal op deze natte bewolkte dag kortstondig maar intens verlicht, of onze lieve Heer Aurora, want zo blijkt zij te heten, mag verlichten. En ja, ik zit weer op de eerste rang om aan het eind van de dienst de botafumeiro enthousiast rokend door de kathedraal te zien slingeren. De witte rook vult de kerk met de geur van wierook, die mij, samen met mijn nieuwe broek en poloshirt, geruststelt, dat ik tijdens de bijna veertienhonderd kilometer naar huis met bus, vliegtuig en trein niet zal stinken als een pelgrim.
In de regen wacht ik op de bus naar het vliegveld van Santiago. Over een paar uur ben ik thuis. Lekker snel, maar einde verhaal. Voor verhalen kun je beter de Camino lopen.
Carrer del Miracle: epiloog
‘Iets’ , noem het de Camino, het Universum of Sint Jacobus, zorgt voor je, want je begeeft je op een Carrer del Miracle.
Het is acht uur ’s avonds. De dag zit er bijna op. Ik kijk in gedachten terug, bekijk de foto’s, die ik vandaag gemaakt heb en begin te schrijven. Er is genoeg gebeurd en wat ik alweer was vergeten komt met die foto’s weer bovendrijven. Het schrijven lijkt vanzelf te gaan. Ik houd me in: geen tijd om alles op te schrijven, want er moet ook nog goed geslapen worden voor de volgende dag die vroeg begint om op tijd voor de grootste warmte bij mijn volgende slaapplaats aan te komen.
Zo eindigde ik alle drieënveertig dagen die ik op de Camino van Valencia naar Santiago de Compostela doorbracht. Te beginnen in Valencia, waar mijn oog viel op een straatnaambordje: Carrer del Miracle. Elke dag een nieuw verhaal van andere wegen, andere steden, dorpen en gehuchten, andere landschappen, andere mensen, andere belevenissen en vooral: andere mirakels.
Hoe moet ik dat samenvatten? Door te zeggen dat het een dertienhonderd kilometer lange weg is, waar je, tot waar de Camino Torres bij Ponte de Lima aansluit op de Camino Portugués, zelden een pelgrim ontmoet, in mijn geval slechts één andere? Of door alle verschillende landschappen op te sommen, van diverse soorten boomgaarden, eindeloze graanvelden en stinkende industrieterreinen, bergen, rivieren en beken tot de golvende Meseta of door te vertellen, dat ik een keer of vier door de politie aan een slaapplaats ben geholpen, twee keer in een ruimte van een arena voor het stierenvechten werd gehuisvest, twee keer een verwaarloosde albergue als donativo in natura heb uitgemest, een stuk of vier teken heb verwijderd, twee handdoekjes heb verloren en één pet? Ik weet het niet, maar dit is wat ik wel weet: op deze lange stille onbekende Camino kwam ik het geluk elke dag tegen in de schoonheid van het land, in de warmte van de mensen, in de inspiratie van het universum, in mijzelf.
Dat niet meer pelgrims dit mooie lange pad bewandelen is mij een raadsel. Echt, je hoeft geen held te zijn, atleet of jonge god. Soms is het zwaar, maar gaandeweg word je sterker en sterker, niet alleen fysiek, maar ook in het vertrouwen, dat ‘Iets’, noem het de Camino, het Universum of Sint Jacobus, voor je zorgt, want je begeeft je op een Carrer del Miracle.
Calle de la Esperanza
Lopen met de hoopvolle verwachting van interessante ervaringen onderweg
De Camino Francés: de klassieke pelgrimsroute van Saint-Jean-Pied-de-Port naar Santiago de Compostela. Pelgrimspaden uit alle hoeken van Europa komen samen in St. Jean aan de voet van de Pyreneeën in zuidwest Frankrijk. Talloze pelgrims vertrekken hier richting Santiago, vaak in de hoopvolle verwachting van interessante ervaringen onderweg: met recht een ‘Calle de la Esperanza’.
Op weg naar Bayonne
The Camino provides
6 september 2024
“Willem, it was nice to meet you today. Thank you for talking with me and helping me to not feel anxious. I wish you joy in your journey and luck with your book.” Dit appte Aubrey in de loop van de dag. Zij zat naast mij op een bank op perron twee van Rotterdam Centraal te wachten op de trein naar Brussel, dezelfde trein, die mij naar Parijs brengt. Ik knoopte een praatje met haar aan. De trein van acht uur, die zij en ik hadden geboekt, was uitgevallen. Ze was bang dat ze de situatie niet goed had begrepen. De volgende trein was volgeboekt. We mochten wel mee maar zonder gereserveerde plaatsen. Tot aan Brussel praatten we over van alles en nog wat en maakten we grapjes, terwijl wij in het gangpad van de overvolle trein stonden. Aubrey wilde een selfie met mij. Daar had ik geen bezwaar tegen en ook niet tegen de hug die zij mij ten afscheid aanbood. Een mooi mens, en die kwam ik zomaar tegen. Een goed begin van mijn Camino naar Santiago de Compostela. Vooraf had ik het vaste voornemen om onderweg nergens, maar dan ook nergens te reserveren, immers, ‘the Camino provides’. Verrassend, dat nu zelfs mijn trein niet gereserveerd is.
Ik zit in een restauratiewagen op een hard stoeltje de eerste uren van mijn pelgrimage te overdenken. Tot Parijs heb ik in een stampvolle trein gestaan. De tijd vloog dankzij gesprekjes met dezen en genen en mijn kortstondige vriendschap met Aubrey. Ik vergat in de trein een kaartje te kopen voor de metro. In Parijs staan altijd tijdrovend lange rijen voor de ticketautomaten. Lastig als je weinig tijd hebt voor de metro van Gare du Nord naar Gare Montparnasse, maar rustig wachtte ik op mijn beurt, kocht met hulp van een spoorbeambte mijn kaartje en kwam ruim op tijd aan op Montparnasse. De aansluitende trein was allang vertrokken. Ik kon wel met een volgende naar het zuiden. Ook deze trein was volgeboekt. Daarmee dreigde weer vier uur gangpad. Daarom vroeg ik Vader Jacob om mij gunstig op te stellen op het perron, en dat deed hij. De restauratiewagen stopte recht voor mij.
Het stoeltje mag dan hard zijn, ik zit tenminste, met dank aan het universum. Intussen schiet het Franse land met meer dan driehonderd kilometer per uur en veel treingeraas aan mij voorbij. Bossen, velden met zonnebloemen, stille dorpjes, te mooi voor dit tempo. Ik wil daar lopen.
Het geluk houdt op als ik ontdek, dat ik in het verkeerde deel van de trein ben gaan zitten. Dat had Jacob niet door, de conducteur evenmin en ik zie pas na een uur dat we naar Pau gaan in plaats van Bayonne.
Retour Bayonne. Nog een uur langer in de trein, na een hele natte regenbui over het perron in Pau. Of is het toch een geluk, dat de goede trein al na twintig minuten voorrijdt? Het past in ieder geval in mijn plan om zonder reserveringen de Camino Francés te gaan lopen. Dat geeft geheid verrassingen. In Bayonne wachten mij nog meer verrassingen. De trein naar Saint-Jean-Pied-de-Port rijdt niet. Er zijn bussen ingezet, die er twee keer zo lang over doen. Dan zou ik pas om tien uur aankomen. Veel te laat. Ik loop in de avondzon door deze mooie Franse stad naar een herberg, waar ik vorig jaar aan het begin van de Camino del Norte de nacht heb doorgebracht. De kleine maar schone herberg zit vol, maar de vriendelijke oudere hospitalero improviseert een extra bed. Ik krijg een kopje thee, een medepelgrim uit het Verre Oosten brengt een nectarine en ook wordt mij een bakje yoghurt geserveerd. Wat een hartelijk welkom.
Ondanks de schijn van het tegendeel is de reis voor mij goed begonnen. Niets gereserveerd, geen trein, geen bed en toch zit ik prinsheerlijk in deze auberge. Morgenochtend zal er wel een trein naar Saint-Jean-Pied-de-Port gaan.
Camino Francés
‘Camino is een weg naar binnen, die je alleen doet en waarbij stilte essentieel is.’
Hospitalero van Casa Paroquial Hospital de Peregrino, Tosantos.
7 september 2024, Saint-Jean-Pied-de-Port - Roncesvalles 28 km.
Een korte nacht dankzij het hoesten van twee medereizigers en het gewiebel van mijn benedenbuurman in het stapelbed. Het ontbijt bestaande uit twee stukjes geroosterd stokbrood en een mok koffie moet nodig aangevuld worden met broodjes van een bakker.
In de stoptrein naar Saint-Jean-Pied-de-Port. Om mij heen zit een groep van vijf wandelaars met grote goed gevulde rugzakken en een dagzak, die op zich al groot genoeg is om de halve aardbol mee over te lopen. Met veel pret zoeken ze in een veelheid aan tasjes naar hun treinkaartjes. In SJPdP is het 's ochtends een dooie boel. Ik heb geen zin om hier de hele dag rond te hangen. Ik koop broodjes voor de lange tocht naar Roncesvalles. Het zal laat worden en toch heb ik het vertrouwen, dat daar een bedje voor me klaarstaat.
Het is niet druk op de Camino. De meesten zijn ver voor zevenen vertrokken en ik begin pas om half tien. Het gaat bijna de hele dag omhoog en dat valt vies tegen. Het spannendste is een horde van wel vijfentwintig paarden, die recht op mij af galopperen, te snel voor een foto. Het is een heldere zonnige dag. De bergen zijn mooi. Een enkele arend cirkelt in de lucht. Mijn linkerknie doet pijn in de laatste lange afdaling.
Onderweg goed eten en drinken is heelbelangrijk voor een geslaagde wandeling. Daar kom ik vandaag met schade en schande achter. Te weinig eten meegenomen, te weinig energie overgehouden. In Roncesvalles kom ik uitgeput aan. In het winterverblijf van de refugio is een soort noodbed vrij. Simpeler kan het niet, zelfs geen stopcontact, maar wel een overdaad aan mottenballen. In het aanpalende hotel wordt een diner geserveerd en dat is maar goed ook want ik heb honger en in dit voormalige kloostercomplex is verder niets te krijgen. Snel naar de pelgrimszegen. De dienst is al bijna voorbij, maar de zegen pik ik nog net mee onder toezicht van een zilveren Mariabeeld. Goed eten is in Spanje niet vanzelfsprekend. Goed is hier synoniem met veel. Dat blijkt tijdens het diner. Veel macaroni, veel onbestemde soep, veel kip die ik ervan verdenk een oude haan te zijn geweest en die ik vanwege een dubieuze kleur op mijn bord laat liggen en dan nog een ijsje toe. Veel voor weinig geld.
Het is tien uur. Bedtijd. Het licht wordt onverbiddelijk uitgedaan door de Nederlandse hospitalero. Bij mij ging het al eerder uit.
8 september 2024, Roncesvalles - Urdaniz 27 km, totaal 55 km.
Het lot heeft beslist, dat ik moet leren tussen vier buitengewoon adipeuze snurkende figuren een gezellige stemming te handhaven en te slapen. De vier douches hier zijn te krap voor deze mensen en dat is te ruiken. Dat én een idioot, die om vier uur zijn biezen pakt, maakt de nacht tot een leerzame ervaring. Mijn bovenbuurvrouw vlucht naar de keuken en slaapt op een paar losse kussens. Dat moment grijp ik aan om van het hoofd- het voeteneind te maken, weg van het snurkende hoofd van mijn geurige buurman. Het helpt niet veel: daar ligt ook iemand geurig te snurken.
Om zes uur gaat het licht aan. De meesten zijn dan al volop bezig in te pakken. De krappe douches hebben heerlijk warm water. Dankzij het haakje wat ik bij mij heb en de luxe van een handdouche slaag ik erin mijn kleding in een hoek van de douchecabine op te hangen en droog te houden. Andere haken zijn er niet. Nergens.
Iedereen haast zich om deze plek zo spoedig mogelijk te verlaten, en dat begrijp ik. Het schemert nog en het is fris buiten. Mijn knie die gisteren in de afdaling plotseling pijn ging doen voelt vandaag een stuk beter. Voorzichtig lopen, vooral bergaf. Ik neem mij voor tot aan Santiago geen slaapplaats te reserveren maar elke dag na omstreeks 25 kilometer bij de eerste de beste herberg aan te kloppen.
Afwisselend landschap, veel bospaden. Enkele dorpen met koffie. Jean-Marc wil met mij op de foto. Aardige vent, hij zat gisteren bij mij aan tafel. Een stel Spanjaarden idem, vanwege mijn Baskische baret. Kilometers vrijwel onbegaanbaar pad. Dat schiet niet op.
Ik geef zomaar zonder duidelijke reden een wit minikonijn, symbool van een buitengewone reis, aan een dame uit Taiwan. Voor haar aanleiding een speldje met de Taiwanese vlag aan mij te geven. Ik maak het vast aan mijn baret en neem mij voor het aan een andere Taiwanees door te geven.
Na vijfentwintig kilometer kom ik via een oude brug in een mooi dorp, Zubiri, waar geen slaapplaats onbezet is. Het krioelt er van de rugzakkers. Een paar kilometer verderop vind ik een rustige albergue met een bed, een zwembad, een wasmachine, Shannon uit Utah, Nuria uit Madrid en een vriendelijke hospitalero, die voor de tien gasten kookt en dat heel goed doet. Het is gezellig aan tafel. Er wordt veel gelachen. De herberg is met mij completo. Mijn bed was het enige wat niet gereserveerd was. San Tiago hield het vrij voor mij.
9 september 2024, Urdaniz - Cizur 22 km, totaal 77 km.
Goed geslapen, maar helaas wel verkouden wakker geworden. Ik verdenk de hoestende mensen in Bayonne als oorzaak. Deze herberg is zo netjes en de mensen zo vriendelijk, dat het geen spannende verhalen oplevert. Na het gezamenlijk ontbijt op weg. Na een kilometer terug om mijn baret te halen.
Mooie paden langs een snelstromende rivier. Het geruis van stroomversnellingen overstemt het verkeerslawaai van de doorgaande weg aan de overzijde. Heesters en bomen met kleurige bessen. De herfst is in aantocht.
Pamplona is mooi, maar niet genoeg om er te blijven, bovendien veel bordjes: 'completo’.
In de herberg van de Maltezer Orde, een paar kilometer buiten Pamplona, is volop plaats. Niet veel kilometers, maar vandaag snotterend meer dan genoeg. Daar tref ik een jongedame uit Taiwan, vijfentwintig jaar jong. Lief koppie met pony. Yo is haar naam. Eerder vandaag zag ik al Taiwanezen, maar nu pas besluit ik het vlaggetje van Taiwan weg te geven. Zij is er heel blij mee en vertelt, dat zij op zoek is geweest naar zo’n speldje en dat ze het niet kon vinden. Dan denk ik dat ik het gisteren kreeg om het haar te kunnen geven. Zo werkt dat op de Camino. Yo heeft onder beide voeten grote blaren. Ze had gelezen dat je een draadje erdoorheen moet halen. Dat is een hardnekkig misverstand en het slechtste wat je kunt doen. Ik behandel haar professioneel en geef een minikonijn als troost. Daarna wil zij met mij op de foto. Dat vind ik goed. Sophie, die gisteren naast mij aan tafel zat komt binnenlopen. Zij brengt een caminovriendin mee, Beth uit de VS. We besluiten samen naar een restaurantje te gaan. Joe uit België sluit aan en ook Yo en een jongedame, Tal, uit Israël. Zij gaat mijn Polarsteps volgen. Het zijn allemaal solo-lopers zonder reserveringen. Het wordt een gezellige avond met goed eten en een uitzonderlijk vriendelijke serveerster. We moeten ons haasten om voor half tien terug te zijn, want dan doet de hospitalero de deur op slot. Als pelgrim heb je alle vrijheid, maar de hospitalero heeft het laatste woord.
10 september 2024, Cizur - Puente la Reina 22 km, totaal 99 km.
Weinig geslapen, veel gesnotterd. Ik voel me beroerd, maar paracetamol brengt redding. Yo is blij met haar voeten die geen pijn meer doen. Mijn linker knie is pijnvrij, ook dat is fijn.
Mooi golvend landschap en een steil en modderig pad naar een indrukwekkend uitzichtpunt met een grote pelgrims-optocht van staal. Er zijn opvallend veel jongedames uit Taiwan. Met vier van henheb ik een praatje.
Puente la Reina is een fraai stadje met meerdere albergues. Ik kies één in de stilte buiten de stad. Het is groot en ongezellig, net een camping in de zeventiger jaren. Ik doe het ermee, en ongereserveerd. Tot nu toe heeft het weinig moeite gekost om een bed te vinden, ondanks weinig positieve voorspellingen van ervaringsdeskundigen zoals “neem maar een luchtbed mee voor in een brandweerkazerne” of “reserveer in ieder geval in SJPdP en Roncesvalles” of “in september zijn er grote feesten in Spanje, dan zijn alle grote steden volgeboekt”. Hoe meer van dat soort geluiden, hoe meer ik geloof dat reserveren een collectieve illusie is. De Camino ‘provides’ behalve in SJPdP, Roncesvalles en september?
11 september 2024, Puente la Reina - Azqueta, 30 km, totaal 129 km.
Vandaag loop ik door een weelderig landschap van heuvels, geoogste akkers en rijpe vruchten van rozen, vlier, eik, druif en vijg. Onderweg krijg ik de groeten van Yo, overgebracht door een andere Taiwanese die mij aan mijn baret herkent.
Deze dag, dag vijf, is knuffeldag. Dat begint ‘s ochtends al om zeven uur met een jongedame uit Hongarije, een militair, die opgeleid was om oorlogsslachtoffers, al dan niet compleet, van het slagveld te halen. Zij liet mij gisteravond haar kostbaarheden zien, waaronder een wit pluchen konijntje, wat zij kreeg toen zij, twee jaar oud, geadopteerd werd. Zij heeft het altijd bij zich. Uiteraard komt zij in aanmerking voor één van mijn minikonijnen, inclusief bijbehorend verhaal. Zij vraagt netjes of zij mij een hug mag geven. Ik hoop haar vandaag nog terug te zien, want zij wil mijn verhalen opnemen in een boek dat zij gaat schrijven. De tweede hug is van een dame uit de VS, die net als ik een Baskische baret draagt, maar dan rood. Ik geef haar het adres van de mooiste hoeden- en pettenzaak in Santiago. Zij kan niet verder zonder hug en ook zij vraagt er netjes om. De derde is van Beth. Ik ken haar nu drie dagen. Zij neemt afscheid om naar haar gereserveerde pelgrimsslaapfabriek te gaan, maar besluit later toch maar door te lopen naar mijn albergue, waar ik haar weer aantref. De vierde is Helene, de hospitalera van de herberg ‘Perla Negra’ in Azqueta. Zij weet mij heel goed te herinneren. Wij zijn blij elkaar terug te zien na twee jaar. Twee jaar geleden hoorde zij in flarden mijn konijnenverhaal dat ik aan Eddy, een andere pelgrim, vertelde. Na het ontbijt vroeg zij mij of ik het verhaal ook aan haar wilde vertellen. Het resulteerde in een ontroerend gesprek en veel later dan de bedoeling was ging ik die dag verder lopen. Wij zijn elkaar nooit vergeten. Zij gunt mij hetzelfde bed als twee jaar geleden: op zolder in een eigen kamer bij een open raam.
Wat is dit dorp stil! Ik zit buiten op een bankje. De zon gaat eindelijk schijnen, vandaag. Ik slobber een halve liter wijn, onderweg getapt bij een bodega met twee kranen in de muur, één voor water, één voor rode wijn, elke dag goed voor honderd liter. Gratis. Alleen voor pelgrims. De vorige keer kwam ik er om zes uur langs. Te laat, geen wijn. Het is een simpel wijntje, maar wat is heerlijker dan wijn als water te tappen en te drinken. Ik kan het niet delen, of men moet mijn virus op de slok toe nemen. Intussen doe ik nog wat acquisitie voor de herberg en praat een eenzame loopster naar binnen.
’s Avonds eten de lopers gezamenlijk en er ontspinnen zich interessante gesprekken over de magie van de Camino, die min of meer doodlopen op een prekerige monoloog van een pelgrim die het caminolicht heeft gezien. Nadat de uitzending klaar is en de dominee vertrokken komt het gesprek weer op gang. Helene is duidelijk blij met dit gezelschap. Zij vertelt in het Spaans, gelardeerd met Engels, dat zij als kind wel eens een enkele pelgrim voorbij zag komen. Zij riep dan naar haar moeder: “Een pelgrim!” Haar moeder haalde elke pelgrim in huis, om te eten en te drinken en bood hen een bed aan. Zo is zij ertoe gekomen om deze herberg te beginnen, maar ook hoe een verwend publiek, dat op comfort uit is en minder op het ervaren van een echo van het pelgrimeren in vroegere tijden of enige vorm van spiritualiteit, afbreuk doet aan haar ideeën over de ideale pelgrimsherberg zonder bagagetransport, Booking etc. Tot slot vraagt ze mij, of ik het originele konijnenverhaal nog eens wil vertellen. Niets liever dan dat. Uiteraard komt zij in aanmerking voor een minikonijn.
De wijn laat ik nu maar staan. Genoeg geslobberd.
12 september 2024, Azqueta - Torres del Rio, 23 km, totaal 152 km.
Ik vergeet voor het slapengaan een portie paracetamol te nemen. Dat komt mij halverwege de nacht op een uur snotterende slapeloosheid te staan. Daarna toch nog urenlang doorgeslapen en laat opgestaan. Uitgebreid ontbijten en praten met enkelen, die ook niet zo vroeg zijn. Helene vertelt, dat zij een relatie heeft gekregen met een Hollander, René, die als pelgrim bij haar langs kwam en niet meer is weggegaan. Hij nam een bar in het dorp over en verblijft nu permanent in Spanje. René was gisteravond hiernaartoe gekomen om met mij te kunnen praten, maar toen lag ik al in bed. Ik moet beslist bij hem langs gaan, zo is de aanbeveling. Dat doe ik. Hij is zo druk bezig met het bedienen van een stroom lopers, dat we nauwelijks gelegenheid krijgen om te praten. Hij was accountant en docent economie. Dit leven bevalt hem veel beter.
Ik ga pas om tien uur op weg. Het is opnieuw een heerlijke wandeling door een prachtige heuvelachtige omgeving met de mooiste stadjes, en goed te doen.
Ik ben bepaald niet de enige wandelaar. Onderweg praat ik met een man die zijn grootmoeder, in maart overleden, herdenkt. Hij werd door haar opgevoed, nadat zijn moeder hem afstond. Hij vloog vanuit Canada naar Turkije voor de begrafenis. Zijn moeder had het zo gearrangeerd dat grootmoeder begraven was op het moment dat hij landde. Hij deed er kennelijk niet toe. Sindsdien heeft hij met zijn moeder gebroken en daarom loopt hij nu de Camino om zijn geliefde grootmoeder te herdenken.
Na tweeën wordt het rustiger. De meeste ‘pelgrims’ zitten dan al aan het bier. Dat geldt ook voor Sophie, de boerin uit Frankrijk, die nooit langer dan een week weg kan. Ik tref haar op een terras. Haar man had haar over de telefoon gezegd, dat een enorme stapel werk op haar lag te wachten. Zo’n man zou je toch graag onder handen nemen. Zij gaat morgen naar huis, met als enige troost dat ze van haar werk houdt. Sophie neemt op gepaste wijze afscheid van mij. Ze denkt vast dat de meeste mannen deugen. In Torres del Rio duikt Beth weer op, zittend achter een glas bier. Zij vertelt onder tranen hoe moeilijk het haar valt dat haar man haar pelgrimage niet begrijpt en dat zij haar geluk op de Camino niet met hem kan delen. Dan zit ik met mijn Ellen een stuk beter: die verzekert mij keer op keer dat zij niets liever ziet dan dat ik gelukkig ben op de Camino. Het lijkt vandaag wel een ouderwets spreekuur, met dat verschil, dat ik vroeger een consult nooit afsloot met een eetafspraak en knuffel. Dat doe ik met Beth wel.
De albergue is in een mooi antiek gebouw, waarin ook een hotel zit. Tien stapelbedden in een beperkte ruimte, maar niet allemaal belegd. Ook hier kan ik weer zonder reservering terecht. Mijn bovenbed blijft leeg. Kan ik mij zonder m’n buren te wekken net zo vaak omdraaien als ik wil. Het etenin een nabijgelegen restaurant wordt als paella aangeprezen en bestaat vooral uit kleffe rijst met kippenbotjes en veel rode wijn. Met vijftiencaminovrienden aan een lange tafel. We juichen en applaudisseren, als het wordt opgediend. De burgemeester komt ook nog langs.
Voor hen, die graag mijn medisch dossier zouden willen inzien: mijn linker knie is geheel hersteld, mijn verkoudheid is ontaard in een purulente tracheïtis met hoestbuien en rochels, waar zelfs de man van Sophie zich voor zou schamen en tenslotte mijn nog niet eerder vermelde spierpijnen sinds de overtocht over de Pyreneeën. Die zijn er nog steeds. Drie maal daags een gram paracetamol en je hoort mij niet klagen.
Niet zo handig en inconsequent om een retourticket te reserveren. Ik heb uitgerekend, dat mijn target moet worden opgevoerd van zevenentwintig naar dertig kilometer per dag, om mijn vliegtuig op zes oktober te halen, of ik moet vals spelen met het openbaar vervoer.
13 september 2024, Torres del Rio - Ventosa, 43 km, totaal 195 km.
Iemands wekker loopt om zes uur af. Daardoor sta ik om zeven uur op straat met een kop koffie en een broodje gebakken ei achter de kiezen. Vandaag moeten de door mijn verkoudheid gemiste kilometers maar eens aangepakt worden. Daartoe heb ik een albergue op het oog, die veertig kilometer verderop ligt en iets naast de route. Er is vast nog wel plek als ik daar om vier uur aankom.
De beschrijving van het landschap wordt eentonig, zie gisteren, ofschoon ik er nog steeds geen genoeg van krijg. En ook de dorpen en steden vervelen niet met hun smalle straatjes, weelderig gebeeldhouwde kerken en romantische pleintjes met terrassen. Logroño idem, maar dan uitvergroot. Een gier op een paal blijft rustig zitten, als ik voorbij kom. Bijna rijpe druiven. Een Italiaanse actrice in spe van vijfentwintig jaar wordt overdonderd door een oude Spanjaard, die haar plotseling een kus op haar wang geeft. Zij heeft geen grootouders meer. Ik adopteer haar als mijn kleinkind. Daar is ze blij mee, maar we raken elkaar alweer kwijt, voordat er ook maar iets over op papier staat.
Veertig kilometer is veel, maar het lukt. Alleen stopt driehonderd meter voor mijn doel een auto. De chauffeur raadt mij aan niet verder te lopen: “completo”.In het volgende dorp is nog wel plek, krijg ik te horen en dat blijkt waar te zijn ten koste van drie extra kilometers. Had ik maar niet zo eigenwijs moeten zijn om van de route af te wijken. De herberg, waar ik nu naartoe ga ligt gewoon langs de route.
Het avondeten nuttig ik samen met drie Zweden en één Italiaan. Keurige mensen. Een zwijgzame combinatie. Ik gooi er wat verhalen in, dat helpt een beetje. De serveerster doet alsof ze gek is, als ik duidelijk gebaar dat ze niet zo chic zuinig moet schenken. Ze moet nog maar een tijdje naar school. Dan kan ze leren eerst de borden op te ruimen en pas daarna met het toetje aan te komen als je echt chic wilt doen.
De albergue, ook dit wordt eentonig, is een mooi oud gebouw met talloze ruimtes en nog meer stapelbedden, waarvan een bovenbed aan mij wordt toegewezen. Het is omdat twee reserveringen niet op komen dagen, anders had ik met mijn komst de zaak completo gemaakt. De hospitalero waarschuwt mij, dat ik morgen vroeg moet vertrekken, om niet achter het net te vissen. Klets jij maar, denk ik. Om kwart over negen zijn mijn kamergenoten reeds in diepe rust. Dat wordt morgen vast weer vroeg opstaan en krijgt de hospitalero toch zijn zin.
14 september 2024, Ventosa - Cirueña, 28 km, totaal 223 km.
Dat valt mee: pas na half zeven komt er wat beweging in de slaapzaal. Mijn inpakken en wegwezen gaat steeds efficiënter. Binnen vijfentwintig minuten sta ik buiten. De bar om de hoek zorgt voor een snelle hap met koffie en daarna loop ik bijna de hele dag tussen de wijngaarden van Rioja en zelfs urenlang alleen.
Onderweg knoop ik een praatje aan met Brenda, een gezette dame uit de VS. Zij ziet er oud uit en vermoeid. Ik waag het haar leeftijd te vragen. Misschien is zij ouder dan ik, dat zou fijn zijn. Ik wil niet altijd de oudste zijn. Veertien jaar jonger. Later zie ik haar op een terras blij te zijn met onze hernieuwde ontmoeting. Ze roept zelfs dat ze me nooit zal vergeten. Met zo’n kreet heb ik de diagnose al gesteld. “Brenda vergeet me gerust” maar zo’n snedige reactie komt altijd uren te laat.
Op hetzelfde terras kom ik nog een andere loopster tegen, die ik onderweg al gezien en gesproken heb: Shana. Ze heeft een pluchen beertje, Peggy Bear, aan haar rugzak hangen. Het beertje lijkt op Bumo, mijn beer, toen ik nog klein was en die op mysterieuze wijze uit mijn leven is verdwenen. Ooit gaf zij het beertje aan haar grootmoeder. Na haar overlijden kreeg zij het terug en nu gaat het overal mee naartoe. Ze laat hem allerlei avonturen beleven en maakt daar boekjes van, die ze wil uitgeven. Brenda, ik ben Bumo nooit vergeten.
Een foutje in mijn kaart zorgt ervoor,dat ik vier kilometer omloop en daardoor een uur later bij een felblauw geverfde albergue aanklop waar, ondanks de sombere voorspellingen van de hospitalero van gisteravond, zomaar weer een bed is voor mij, en nog wel een echt bed, geen stapel. De hospitalero regeert met straffe hand ten koste van de nodige warmte, wat voor mijn gevoel met mate wordt gecompenseerd door een zeer voedzaam maal, in mijn darmen voor de nodige onrust zorgend ondanks dat het werd ingeluid met een gebed van drie seconden en geserveerd in houten nappen. Hij zit er geeuwend bij en is kennelijk doodop na een seizoen van zes tot tien elke dag met telkens weer andere gasten. In de gang liggen de bagagelabels voor ‘toeregrinos’ klaar. Dat is duidelijk niet zijn favoriete publiek. Zijn albergue is te koop.
Na de maaltijd hoor ik verhalen over problemen die kunnen ontstaan als je geen bed reserveert. Ik kan er niet over meepraten. Iemand suggereert, dat mijn optimisme en energie ervoor zorgen, dat er altijd een bed voor mij is. Zou goed kunnen. Mijn Italiaanse kamergenoot is ondanks zijn nationaliteit een rustig mens. Hij vraagt beleefd of het mij schikt, de wekker om half zeven te laten aflopen. Ik vind het best.
15 september 2024, Cirueña - Tosantos, 35 km, totaal 258 km.
Bij het ontwaken wordt weinig gesproken. Als ik het pand verlaat begint het te schemeren. Het is een prachtige weg, rechttoe rechtaan over heuvels. De druiventeelt heeft plaats gemaakt voor gemaaide korenvelden en velden met uitgebloeide zonnebloemen, die de zon niet meer volgen. Deze vreugde echter is van korte duur. Voor de rest van de dag loopt de route langs een drukke doorgaande weg. Opnieuw de mooiste steden en kerken, dat wel. De kathedraal van Santo Domingo de la Calzada heeft een toren van Brussels kant. Een kleinere kerk heeft een indrukwekkend altaar, zo mooi dat ik voor twintig cent een kaarsje aansteek, ook al is die elektrisch. Onderweg heb ik weinig interacties.
Ik koers aan op een donativo albergue, Casa Paroquial Hospital de Peregrino, waar ik vriendelijk wordt ontvangen. Het is een oud gebouw, zowel van binnen als van buiten. Je kunt er niet reserveren. De hospitalero draagt mijn rugzak en stokken naar mijn kamer. De bedden zijn op, maar er zijn nog matrasjes op de grond en hoe dan ook, ik heb weer een dak boven mijn hoofd zonder reservering. Ben je maar een millimeter op luxe gesteld, dan moet je hier niet zijn, maar wel is er ’s avonds een gezamenlijke maaltijd, bereid door enkele gasten en vooral van die sfeer houd ik. De baas houdt een toespraak. Het komt erop neer dat de Camino een weg naar binnen is, die je alleen doet en waarbij stilte essentieel is. Ik zou het gezegd kunnen hebben.
Na de maaltijd begeeft het gezelschap zich naar een kapelletje op zolder, waar gezongen wordt en waar als voorbede briefjes met noodkreten van pelgrims worden voorgelezen.
16 september 2024, Tosantos - San Juan de Ortega, 21 km, totaal 279 km.
Na negen uur slaap ga ik op weg, voor het eerst sinds dagen zonder paracetamol: die ging gisteren op. Volgens een paaltje is het nog maar 550 kilometer naar Santiago. Ik zie vorst aan de grond, maar toch voelt het minder koud dan gisteren. Separatisten krassen van ‘Castilla y Leon’ consequent ‘y Leon‘ op borden weg. Ofschoon ik gruw van de talloze moraliserende viltstift-teksten op alles waarop kan worden gekalkt, van het soort ‘you are free’ etc, maak ik een uitzondering voor degene die ergens een doorgekrast y Leon in ‘y corazón‘ veranderde.
Ik loop lekker, maar op een lange helling komt de man met de hamer. Had ik maar paracetamol! Ik zwoeg mij snotterend omhoog. Een dame uit Zuid Korea wil met mij op de foto. Dat is voorlopig het hoogtepunt van de dag. Kilometers verder komt het dieptepunt, als ik keihard val. Ik zit een half uur bij te komen op een paaltje en merk de nodige kneuzingen aan knie en ribben en voel me totaal leeggelopen.
In het volgende dorp, twee kilometer verderop, is een restaurant, waar ik een goed bord eten krijg, maar m’n energie komt er niet mee terug. De naastgelegen albergue, gevestigd in een voormalig klooster met een prachtige oude binnenplaats, heeft volop plaats. Dan maar geen dertig vandaag. Voor mij checkt een Amerikaanse vrouw in, ofschoon haar bagage naar een andere herberg was getransporteerd. De vrouw van de beheerder rijdt haar ernaartoe om het op te halen. Zij is blij, dat haar probleem zo snel werd opgelost. Een Canadese verpleegkundige geeft mij paracetamol. In mijn onderbed val ik als een blok in slaap voor een paar uur. Bij het ontwaken kijk ik uit op twee tortelduifjes, gezellig naast elkaar op een bovenbed. Ze hebben het stevig te pakken. De Camino ‘provides’ op alle mogelijke manieren….
Het gehucht waar ik verblijf is niet veel meer dan een voormalig kloostercomplex, in het verleden vooral bestemd voor zieke pelgrims. Hier ben ik vandaag helemaal op mijn plaats.
17 september 2024, San Juan de Ortega - Tardajos, 40 km, totaal 319 km.
De dag begint mooi met Michael uit Texas, die zich verbaast over de oppervlakkigheid van de meeste caminolopers. Mensen die het verschil tussen een hike en een Camino niet kennen. Hij heeft de geschiedenis grondig bestudeerd en hoopt op de Camino op goddelijke inspiratie. Hij hangt een rood plastic kruisje aan mijn rugzak en ik moet deze zielsverwant natuurlijk een minikonijn geven, met bijbehorend verhaal. Vervolgens praat ik kort met twee blije Argentijnen en later nog met een Amerikaanse in een bar. Allemaal pelgrims. Burgos doorkruisen is elf kilometer grote stad met industrie en één kilometer mooie oude stad.
Mijn albergue komt pas zes kilometer na Burgos. Dat maakt de wandeling lang, maar ik kan het weer. In Tardajos negeer ik grote albergues, die met enorme borden reclame maken en loop door naar de gemeentelijke herberg, waar niet gereserveerd kan worden. De ontvangst door hospitalera Teresa is warm en persoonlijk. Ook hier zijn weer meerdere lege bedden.
Naderhand zie ik in een restaurant een paar bekenden, in het bijzonder Yo. We zijn blij elkaar terug te zien. Zij raakt helemaal van de kaart als een man een appelflauwte krijgt. Ik probeer haar wat te kalmeren. Het is laat geworden. Mijn ogen vallen dicht van de slaap.
18 september 2024, Tardajos - Hontanas, 21 km, totaal 340 km.
Na een paar romantische en landelijke dorpen met stichtelijke muurschilderingen en teksten en een golvend heuvellandschap beland ik in een steeds vlakker land met geschoren graanvelden en hier en daar een roofvogel. Het is mooi zonnig weer en niet te heet, kortom ideaal om te lopen. Op z’n tijd een bar met koffie en eten. Yo is er ook weer en een mevrouw uit Duitsland die het presteert om met slechts 1,5 kg op stap te gaan. Kilometers vlak land, ik vraag me af of dit de Meseta is. Onderweg een praatje met deze en gene. Uit sommige teksten, op alles waarop kan worden geschreven, blijkt wel dat de Camino Francés niet alleen door pelgrims wordt belopen maar ook door psychotici en andere gestoorden. De idioot grote borden vragen er ook wel een beetje om. Geef mij maar de originele paaltjes.
Na twintig kilometer houd ik het voor gezien. Of het komt door de veertig van gisteren of door het rhinovirus dat mij nu al meer dan een week dwarszit, ik voel me de hele dag niet erg fit, dus twintig kilometer is genoeg voor vandaag. Ik loop de eerste de beste herberg binnen en krijg probleemloos een onderbed en, om het nog maar eens te benadrukken, zonder reservering. Er zijn meerdere slaapkamers. De meeste bedden blijven leeg. ’s Avonds zit ik met Eleanore en Judy uit de VS aan tafel. Zij komen af op de geschikte wandel-infrastructuur. In de VS bestaat zoiets niet en daarom komen ze telkens voor een week of twee naar Spanje.
19 september 2024, Hontanas - Itero del Castillo 20 km, totaal 360 km.
Het is mistig en fris vroeg in de morgen, terwijl ik door een prachtig golvend landschap over een smal pad loop, door een volle maan zacht verlicht. De meeste wandelaars lopen twee aan twee. Ik passeer een ruïne van een kerk, waar de Camino als asfaltweg dwars doorheen loopt, symbool van de veranderde tijden. Verderop ligt Castrojeriz met een kerk, die in een museum is veranderd en wat mij betreft, verruïneerd. Toegang 1 euro. Ik heb het er niet voor over. Het is een fraai stadje met veel horeca voor de verwende loper. Je kunt hier op stand slapen, maar ik loop door. Dan ontmoet ik Anne, een Française. We lopen een tijdje samen op, soms pratend, soms stil. We hebben een leuk gesprek, wat nu eens een keer niet over het gewicht van de rugzak gaat. Zij komt in aanmerking voor een minikonijn, nadat wij een lange helling hebben genomen. Wat een uitzicht! Na een paar honderd meter opnieuw een spectaculair uitzicht. Het pad daalt steil af naar een vlakte. Ik stop impulsief na twintig kilometer in een donativo-albergue, gevestigd in een voormalige kapel. Het ziet er interessant uit. Alleen in een bijgebouw is stroom en een douche. Helaas nemen drie dames veel ruimte in door continue te beppen. Het voorkomt een gezonde siësta. ’s Avonds vindt een gezamenlijke maaltijd plaats, voorafgegaan door een rituele voetwassing. Eén voet per pelgrim, we gaan niet overdrijven. Het tempert de luidruchtige aanwezigheid van een groepje Italianen niet. De maaltijd, voor 95% uit pasta met een vleugje kaas bestaand, om half acht geserveerd en het zingen van de Italianen nadien stellen mijn geduld op de proef, maar eindelijk om tien uur kan ik serieus proberen te gaan slapen, wat dan ook heel goed lukt tot zeven uur, als met kaarslicht en gregoriaans gezang het volkje wordt gewekt.
20 september 2024, Itero del Castillo - Villalcázar de Sirga, 30 km, totaal 390 km.
Na het ontbijt bij kaarslicht ga ik energiek op pad. Dat is niet zomaar een constatering. Het is sinds dagen, dat ik mij zo goed voel. Kennelijk is het virus op terugtocht. Het pad loopt door akkers met allerlei bevloeiingsinstallaties maar na de regen van vannacht kunnen die uit staan. Na tien kilometer vind ik een bar, waar het schamele ontbijt van de kapel wordt aangevuld met twee koppen koffie met cake en een groot stuk stokbrood met gebakken ei. Daar kan ik op lopen. Het is hier zo vlak dat er zelfs een kanaal is, alsof ik door Drenthe loop. Politie te paard surveilleert. Daarna loopt het pad kilometers evenwijdig aan een rustige doorgaande weg. Weinig opwindend, maar wel ideaal om met het verstand op nul kilometers te maken. In een eenvoudig dorp koop ik wat mondvoorraad, maar brood is er niet bij. De dorpen zijn te klein voor bakkers. De bakker rijdt hier toeterend rond in zijn bestelauto, maar niet als ik in de buurt ben. Na dertig kilometer geef ik toe aan mijn rust-vragende voetzolen en meld ik mij bij de pelgrimsherberg van de Orde van Malta, een seculiere religieuze orde van de katholieke kerk met een ‘missie om kwetsbare mensen en zieken te dienen.’ Ik pas perfect in de doelgroep. Zere ribben, vooral bij het hoesten. Ik ben dan ook welkom. De hospitalero staat erop mijn rugzak naar boven te dragen. Voor een tientje krijg ik een onderbed met wegwerplakens en met een euro erbij tien minuten warme douche. In de loop van de middag loopt de zaak helemaal vol en zeker nadat de vrolijke Italianen van gisteren zich tegen zevenen melden. Dit dorp ziet er simpel uit. In het verleden werd veel met leem gebouwd, echter dat geldt niet voor de disproportioneel grote kerk, die uit natuursteen is opgetrokken. Ik mag erin voor het gereduceerde peregrino-tarief van één euro. De mevrouw achter de balie controleert niet of ik een pelgrim ben. Ik zie er kennelijk erg pelgrims uit. Tegenover de kerk is een bar, waar ik plato combinado nr. 4 bestel. McDonalds aan de Coolsingel is gezelliger, maar daar krijg je een fractie voor hetzelfde geld.
21 september 2024, Villalcázar de Sirga - Ledigos 30 km, totaal 420 km.
Dankzij het vroegtijdig gestommel van een paar figuren kan ik al om 7:00 uur op weg in een maanverlicht landschap op een pad dat kilometers lang langs een doorgaande weg loopt. Er rijden weinig auto’s. Dat is wel zo rustig. Pas na een ontbijt in een tuttig hotel-restaurant en twaalf kilometer buigt het pad van de weg af en loop ik met een hele horde door een totaal vlak landschap. Dat moet wel de Meseta zijn. Wat lopen de meesten snel. Ze zijn gewoon niet bij te houden. Maar verder gaat alles goed. Met Kees, de eerste Nederlander die ik deze reis spreek, heb ik niet zo veel. Het weer zit mee ondanks voorspellingen dat er regen zou kunnen komen. Zoals gisteren komt politie te paard mij tegemoet.
Na een lange wandeling strijken alle luidruchtige medelopers bij het eerste het beste dorp neer, voor mij een aanmoediging nog zeven kilometer door te lopen naar Ledigos. Hierheeft het hard geregend vannacht. De toegangsweg is een modderpoel. Ik kies voor de meest luxe albergue en daar voor het meest luxe verblijf: een ‘familiekamer’ voor vijf personen, met luxe romantische bedden plus handdoek en bonbon. Even geen zin in de armetierige pelgrimsromantiek van stapelbedden. Ik deel mijn kamer met een van oorsprong Filipijnse vrouw uit de VS en nog een andere man, die ik in het duister niet identificeer. In de tuin klets ik met de Amerikaanse Jim en zijn vrouw onder het genot van rode wijn. Prettige mensen, ondanks dat het geen pelgrims zijn. Zo zie je maar, dat hokjes en vakjes er niet toe doen. Ik maak ik kennis met Alies, een Nederlandse uit Utrecht, een gezellige idealist. Aan tafel zit ik goed met Victoria, Sandy en Stefany. De zusters Victoria en Stefany uit Australië storten hun hart uit en belonen mijn luisterend oor met een gepaste knuffel. Zij lijken wel pelgrims.
22 september 2024, Ledigos - El Burgo Ranero 33 km, totaal 453 km.
Het was een lange nacht: om kwart voor zeven sta ik op. Snel een vlug ontbijt en een kletsje met Jim en zijn vrouw en dan op weg voor de dertig van vandaag. Ik loop veertien kilometer op de N120, een stille provinciale weg. Het pad loopt er evenwijdig aan, maar ik verkies de weg. Geef mij maar asfalt, dat loopt lekker snel en vraagt weinig aandacht, waardoor ik makkelijker in standje meditatief kom. Een paar kilometer loopt het pad door de velden, maar dan komt opnieuw de keus: asfalt of grind. Ik weet het wel: asfalt. Helaas door een foutje in mijn kaart loop ik drie kilometer om.
De eerste twee onderdakadressen zijn completo, maar de donativo heeft nog zeven lege bedden, domweg omdat er niet gereserveerd kan worden. De ontvangst door een hospitalera uit Canada, gepensioneerd arts, is allerhartelijkst. Het gonst van de problemen door de grote drukte en volgeboekte herbergen. In de albergue ontmoet ik Rob en Vivian. We delen mooie verhalen in het Nederlands. Rob komt vanuit Antwerpen gelopen. Vivian loopt vanuit Nederland omdat zij vorig jaar een ingeving kreeg om de Camino te gaan lopen. Ze wist nauwelijks wat dat was. Ze maken weinig reserveringen, maar nu twijfelen ze. Ze vrezen geen slaapplek te zullen vinden, nu het steeds drukker wordt op de Camino. Ik laat me niet opjutten. Morgen gewoon weer vroeg op weg.
23 september 2024, El Burgo Ranero - León 38 km, totaal 491 km.
Opnieuw loopt het pad evenwijdig aan een asfaltweg, die aanvankelijk rustig is, maar in de buurt van León steeds drukker wordt. Een hele horde scholieren doen mijbetwijfelen of er wel plek zal zijn in een albergue, maar lang sta ik mijzelf geen onzekerheden toe. Het komt gewoon goed. Af en toe luid pratende zenders. Een paar jochies met muziek. Veel oude bruggen over snelstromende rivieren en bevloeiingskanalen. De busjes van Jacotrans scheuren voorbij om de koffers en rugzakken van de luxelopers rond te brengen. De omgeving wordt drukker en steeds armzaliger. De entree van León is bepaald niet chic. Ik kom langs talloze industrieën, autodealers en braakliggende terreinen. Het pad wordt weggedrukt door een spaghetti aan snelwegen.
Ik zie in de buitenwijken meerdere albergues, maar koers vastberaden op het centrum af. Op nog geen kilometer van de kathedraal vind ik een modern hostel achter een antieke gevel, ‘Palacio Real’, waar onder meer een keurige kamer voor vier personen vrij is. Twee bedden blijven leeg. Zie je wel: plek zat en nog wel in het Koninklijk Paleis, al is daar bijna alleen maar de gevel van over. Mijn kamergenoot Henny, accountant, is een gezellige Nederlander. Wij drinken samen op een terras en hebben een leuk gesprek. Hij is geïnteresseerd in het boek dat ik wil schrijven en is het met mij eens, dat vertrouwen een sleutelbegrip is, waarmee het leven een stuk makkelijker wordt en zeker op de Camino.
24 september 2024, León - Hospital de Órbigo 36 km, totaal 527 km.
Na twaalf kilometer stad op z’n slechtst volgt twintig kilometer pad langs een drukke doorgaande weg voordat eindelijk de rust van het platteland terugkeert. Ondertussen een korte vriendschap met Carla uit Brazilië, ooit architect, nu kunstzinnig therapeut, en Val, ergens uit de VS. Zij vertelt gedetailleerd waar precies in Amerika, zonder zich af te vragen of die specificatie voor mij ook maar enige zin heeft. Zij begon samen met een vriendin aan de Camino, maar dat bleek geen succes. Nu loopt ze alleen. Nadat zij is uitgerateld mag ik als nestor van de Camino haar bijscholen in het lopen op een Camino. Het vraagt veel van mijn wijsheid om me niet te verliezen in het geweld van het snelverkeer en alle graffiti en gekalkte leuzen en soortgelijke stompzinnigheden. Ik verbied mijzelf er aandacht aan te geven. Een lichte motregen af en toe heeft geen invloed op mijn humeur. Uiteindelijk kom ik vermoeid aan in een albergue van de Maltezer Orde, gespecialiseerd in eenvoud. De entree heeft een mooie oude met bloemen en planten versierde binnenplaats. Omdat ik geacht word oud te zijn,krijg ik een onderbed toegewezen.
In de dorpskerk die open staat zetten vrijwilligers stempels in de pelgrimspaspoorten van wandelaars uit het Verre Oosten. Op een bankje wordt gepraat door dorpelingen op leeftijd. Het plaatselijk restaurant is niet slecht. Vooral de forelsoep is bijzonder, maar liefst ga ik nu zo snel mogelijk onder de wol, want ik ben koud en moe. Hopelijk maken mijn zeven kamergenoten de nacht niet te kort.
25 september 2024, Hospital de Órbigo - El Ganso, 31 km, totaal 558 km.
Een hele rustige en lange nacht. Pas rond zeven uur komt er beweging in de slaapzaal. Snel op pad, eenendertig kilometer betekent minstens acht uur op weg. Ik kan kiezen voor de kortere versie langs de snelweg of de langere door de natuur. De laatste natuurlijk. Eindelijk ook weer hellingen, als opmaat naar het gebergte aan de horizon. Ik loop na een paar kilometer langs de albergue waar ik twee jaar geleden overnachtte en maak een praatje met de hospitalera, een leuk en lief mens. De zaken gaan goed, ondanks dat de helft van de bedden meestal leeg staat. Zij krijgt nu al reserveringen voor volgend jaar. Het moet niet gekker worden. Jean uit Taiwan, 64 jaar, vraagt naar mijn leeftijd. Ik zie bewondering en teleurstelling: zo oud en nog actief, maar nu is zij lang niet meer de oudste. Weer meet ik mij de rol van camino-nestor aan en geef haar ongevraagd advies om de helft van haar spullen weg te doen. Ze loopt met een grote rugzak te zeulen en bovendien heeft ze nog een rugzak aan de voorkant hangen, een borstzak zogezegd. Eerst de zooi in je zakken weg en daarna de zooi in je hoofd, of liefst alles tegelijkertijd. Ze is het niet van plan. Ze krijgt meer spieren van veel gewicht. Jaja. Later bij een donativo-openlucht-café wil ze met mij op de foto en vleit zij zich dusdanig tegen mij aan, dat ik mij afvraag of zij die prent wel kan vertonen in Taiwan. Dan een gesprekje van dertig seconden met Carl uit Engeland, net lang genoeg om mij te vertellen dat hij 45-50 kilometer per dag loopt “voor de sportieve prestatie” en zoef, daar gaat hij weer. Tenslotte Janneke uit Limburg, die snipverkouden is. Zij vraagt mij hoe lang het bij mij geduurd heeft. Ik vertel haar wat ik ongeveer zestig jaar geleden op college hoorde: veertien dagen zonder behandeling en slechts twee weken met. Op het Plaza Mayor van de prachtige stad Astorga drinken we samen onze dagelijkse shot cafeïne. Verderop bij een albergue staat een bord met de tekst: ‘I know that you’re scared…. But you can handle this.’ Die onthoud ik voor m’n boek.
In El Ganso denk ik de Albergue binnen te lopen, waar ik twee jaar geleden verbleef. De herbergier rekent vierentwintig euro af voor half pension en dan sjouwt hij ook nog m’n rugzak naar boven en gunt mij een vrijstaand bed. Niet erg dat San Tiago deze plek voor mij reserveerde, in plaats van die van de vorige keer. Veel bedden staan leeg. Waar zijn ze gebleven, al die lopers die de Camino bevolken? In de loop van de middag appt Henny mij. Hij is El Ganso voorbij en zit vijf kilometer verderop. Hij heeft vast mijn advies opgevolgd om de dertig kilometer na León met het OV te doen. Wellicht zien we elkaar morgen, als ik naar Molinaseca loop. Voor vannacht is ruig weer op komst. Van mij mag het wel wat warmer worden. Ik heb de hele dag koude handen. Had ik maar handschoenen meegenomen. Het avondeten bestaat uit een vol bord spaghetti, een bord met patat en kip en een kom paprijst en een karafje wijn. Ik had meerdere keuzes, maar dit leek mij de meeste calorieën op te leveren, wat nodig is voor het lopen. Ik zei het eerder al: onbegrijpelijk wat je hier in Spanje krijgt voor een paar centen. Voor de prijs van logies met halfpension hier krijg je in Nederland hoogstens een voorgerecht, maar het blijft wennen hoe een drie-gangen diner hier wordt samengesteld.
26 september 2024, El Ganso - Molinaseca, 32 km, totaal 590 km.
Ik slaap niet lekker. Een mutant van mijn eerdere verkoudheidsvirus haalt me leeg. Het regent dat het giet, maar ach, asfalt, een perfecte regenjas en nog iets over mijn schoenen, het is goed te doen. De romantische dorpen langs de Camino hebben koffie en cake en gaandeweg wordt het droger, maar niet bij het Cruz de Ferro, daar komt het met bakken uit de lucht. Gelukkig zijn er schuilplaatsen en in één ervan ontmoet ik Bob uit de VS. Ik biecht op, dat het ijzeren kruis me niet zoveel zegt. Hem doet het des te meer, want Jezus die ooit zijn bloed vergoot aan het kruis is er ook voor hem. Veertig jaar geleden werd hij, berooid en dakloos op een ochtend wakker toen hij Jezus tegenkwam. Sindsdien ging het steeds beter: werk, woning, vrouw, kinderen. Bob krijgt mijn konijnenverhaal en zo zijn wij vrienden voor het leven gedurende dertig minuten. Hij durft alleen nog niet zijn reserveringen aan onze lieve heer over te laten. De rest van de tocht is hard werken met weinig energie, een snotneus en een zwaar parcours, maar wel met de mooiste vergezichten.
Laat in de middag kom ik aan in dezelfde herberg als twee jaar geleden. Er zijn nog bedden te over. Gewone bedden inclusief de mededeling, dat je daarop je blaren niet mag behandelen. Geen idee, waarom niet. Hier zie ik meerdere mensen zonder reservering. Daar kan Bob nog iets van leren.
27 september 2024, Molinaseca - Villafranca del Bierzo, 32 km, totaal 622 km.
Ik blijf mij erover verbazen dat er mensen zijn, die twee uur voordat de zon opkomt vertrekken. En die doen wel stil, maar zijn het niet.
De route is de eerste zeventien kilometer weinig opwindend. Huizen, gebouwen, bedrijven en veel verkeer. Dan komt er rust. Regen, zon, warm, koud en wind. Regenjas aan en uit. Daarna wijngaarden en soms toch weer een stuk langs een verkeersweg. Onderweg spreek ik met niemand.
Van een albergue zie ik onderweg een bord. Intuïtief weet ik, dat ik daar moet zijn. Het blijkt een prachtig stijlvol ingericht antiek pand te zijn in één van de smalle straatjes van deze mooie stad. De ontvangst door de hospitalera is warm, zo ook de herberg, waar houtkachels branden. De herberg is completo. Ik zeg dat ik hier graag verblijf en dat ze vast wel een oplossing heeft voor een oude man van 78 jaar, die meer dan dertig kilometer heeft gelopen om juist hier te kunnen overnachten. Als ik dat wil, mag ik op zolder slapen. Ik vind het meer dan prima. Een hele zolder voor mij alleen. Of ik dat zeker weet? Ja mevrouw, ik weet het heel zeker. Mijn was wordt gedaan en ligt netjes opgevouwen klaar als ik terugkom van een uitstekende maaltijd. Iemand zegt, dat het steeds drukker wordt, nu het dichter bij Santiago is, en dat het verstandig is te reserveren. Ik wil niet verstandig zijn. Ik wil erop vertrouwen, dat San Tiago voor mij reserveert. Ik warm mij bij de open haard en ga tevreden naar mijn bed op de enorme oude zolder met dikke balken en stoffige antieke kasten.
28 september 2024, Villafranca del Bierzo - Vega de Valcarce, 25 km, totaal 647 km.
Ik heb heerlijk geslapen op mijn privé-zolder en niemand heeft last gehad van mijn hoestbuien. Ik heb hier nog niet betaald, maar de receptie is afgesloten. Ik stuur een mail, want de geweldige mensen van deze mooie albergue hebben het meer dan verdiend. Ik vertrek in het duister en in de kou, maar met warme handen dankzij de handschoenen die ik gisteren in een Chinese rommelwinkel vond.
Het pad volgt een enthousiast stromende en ruisende rivier, omgeven door bergen in nevels en laaghangende wolken. Een snelweg snijdt knap door de bergen met tunnels en viaducten. Ook de dorpen zijn mooi. Vervallen huizen, romantische huizen, Spaanse huizen, ik vind het prachtig. Net als gisteren heb ik nauwelijks contact met anderen. De meesten lopen niet alleen en hebben kennelijk genoeg aan zichzelf en hun maten en bovendien is mijn conditie dusdanig beperkt, dat er nog wel vijfentwintig kilometer van af kan, maar niet veel meer dan dat. Ik steek geen energie in gepraat. Bij een apotheek wordt mij codeïne onthouden. In Spanje alleen op recept. Ik ben niet zo van de alternatieve middelen, maar laat mij noodgedwongen een klimop-extract aanpraten. Een grijsaard met een fraaie panama op z’n hoofd maakt camino-snuisterijen. Ik kan er niet zomaar langs lopen zonder iets te kopen. Het barst hier van de albergues, hostels, hotels, B&B’s. Eén keer zag ik zelfs een ‘boutique-hostel’. Voor elk wat wils, van pelgrim tot luxeloper. In een motel langs de route spuien bussen talloze nette mensen op vakantie.
Rond tweeën ben ik bij mijn albergue, die gerund wordt door een Duitse kerk. Ik ken het van twee jaar geleden. Het ligt op een rustige plek, omringd door bomen. Hier hoor ik non-stop Frans, Italiaans en Duits. De gasten slepen veel spullen mee. Er zijn veel oude grijze mannen. Zij bestuderen uitvoerig hun routeboekjes en afstanden, maken berekeningen en aantekeningen en praten daar graag over. Maar de douche is warm en, uitzonderlijk, zonder gebreken, de zon schijnt en het kwik loopt aangenaam op. Een blik witte bonen met worst is samen met een stukstokbrood mijn avondmaal. Twee keer word ik getipt, dat in de keuken een magnetron staat, maar ik vind koude bonen net zo goed. Ik voel me te moe om nog het nabijgelegen dorp in te gaan voor een warme maaltijd. De bijbehorende kapel staat open en is stil. Hier kun je echte kaarsen aansteken. Die kans laat ik niet liggen. In deze albergue is reserveren niet toegestaan. Daarom zijn er geen Amerikanen, Australiërs en andere exoten. Uiterst zelden, hoogstens eens per jaar, zo verneem ik, zijn de ruim vijftig plekken completo. In de loop van de jaren zijn de prijzen van overnachtingen nauwelijks gestegen. Ooit leerde ik dat dit betekent, dat aanbod en vraag in evenwicht zijn en dus dat er voldoende slaapgelegenheid is en ik niet hoef te reserveren. Om zeven uur komen nog een paar mensen binnenlopen. Toch blijft mijn bovenbed leeg. Kan ik ongestoord gaan slapen met paracetamol en klimop.
29 september 2024, Vega de Valcarce - Tricastela, 28 km, totaal 675 km.
Ik slaap onrustig als gevolg van hoestbuien, waar alle andere gasten nog jaren over zullen praten. Ik zweet en hoor verontrustende geluiden in mijn borstkas, stel met pelgrimeren onverenigbare diagnoses en zie mijn Camino al voortijdig eindigen. In deze contreien is slechts één behandeling beschikbaar: opstaan en lopen. Humeurig voldoe ik aan deze disciplinaire maatregel, na een adequate dosis klimop en paracetamol. De dageraad en het wonderschone berglandschap doen intensieve pogingen mij op te vrolijken. De route gaat aanvankelijk omhoog, een wind steekt op en de temperatuur zakt. Jas aan jas uit en weer aan. In het toeristendorp O Cebreiro, geheel bestaand uit albergues, barretjes en souvenirwinkels vind ik in een kachelwarm onderkomen hete chocolademelk en sinaasappelsap. Na nog eens koffie, sinaasappelsap en cake en een portie paracetamol gaat het in de middag een stuk beter en krijg ik babbels met een stel uit Canada, Janneke van een paar dagen geleden en een stel camino-geliefden, Gloria en Honza, die ik een paar keer tegengekomen ben, een innemend koppel. Er zijn verder niet veel lopers om mij heen, waardoor de stilte van dit gebied geheel tot zijn recht komt.
In Tricastela is een moderne gemeentelijke herberg zonder enige vorm van warmte. Dat vind ik verderop wel in een oud pand met een design interieur met grove stenen muren en veel oude balken en met een hospitalero, die zijn vak verstaat en die flink heeft geïnvesteerd om er iets goeds en moois van te maken. Dat mag wel speciaal worden vermeld, want de meeste albergues blinken uit in goedkope karigheid, zoals bijvoorbeeld bijna altijd douches waar iets aan mankeert, goedkope bedden en het ontbreken van een stopcontact bij de bedden.
Ik eet op straat en verbaas mij opnieuw wat je hier voor een paar euro voorgeschoteld krijgt. Ik heb uitzicht op andere tafels. Drie grijs bebaarde heren in korte broek hebben moeite de conversatie op gang te houden en zoeken toevlucht tot hun telefoons. Aan een andere tafel houdt een zender de boel bezig. Zij troosten mij onbedoeld in mijn solo-diner: liever alleen dan ongemakkelijk gezelschap. De prachtige avondlucht maakt mij nog blijer.
30 september 2024, Tricastela - Sarria, 20 km, totaal 695 km.
Mijn lijfarts Pim berispt mij, dat ik nog geen antibiotica heb geregeld, maar het is hier geen Rotterdam, waar de digitale huisarts dag en nacht voor je klaarstaat. Hoe dan ook, ik zit ‘s ochtends om acht uur in een Centro de Saúde, waar het verplegend personeel vriendelijk reageert en hun best doet om zich verstaanbaar te maken. Zo niet mevrouw de dokter. Geschatte leeftijd 55 jaar en kortaf, bij het onbeschofte af. Zij spreekt slechts Spaans. Ik val bijna van m’n stoel van verbazing. Hoe heeft dat mens geneeskunde gestudeerd? Enfin, de in mijn ogen exotische behandeling wordt voortvarend ingezet. Ik krijg een masker waarlangs Ventolin en Pulmicort mijn longen in wordt verneveld, met een shot corticosteroïden intramusculair als toegift. Op mijn dringend verzoek ook antibiotica te geven zegt mijn collega, dat ik die na afloop van de behandeling krijg. Dus laat ik mij deze vernevelsessie welgevallen, om toegang te krijgen tot een adequatere therapie. Intussen doe ik m’n best om haar aan het verstand te peuteren, dat ze met een collega van doen heeft, om m’n kansen op antibiotica te optimaliseren. Uiteindelijk krijg ik mijn zin en veel meer dan dat: vier recepten, waarvan ik alleen de antibiotica bij de apotheek ophaal. Daarna moet ik bijkomen op een terras met een desayuno. Tegen de tijd dat ik alles onder controle heb blijkt de enige bus naar Sarria van vandaag te zijn vertrokken en ik verrek het om als een eersteklas toerist een taxi te nemen. Ik ga rustig wandelend op weg, terwijl de spuit en paracetamol bij mij als pep werkt. Het wordt één van de mooiste wandelingen tot nu toe: een lieflijk landschap van bossen, weides, ruisende beken, door bomen overhuifde paden, koeienstront stinkende dorpjes van leistenen huizen en boerderijen, stenen muurtjes met varens. Ik word er stil en blij van. Vandaag veel mensen die alleen lopen. Daar is gemakkelijk contact mee te krijgen. Bij een donativo-terras pauzeer ik uitgebreid en heb een vriendschap van een uur met Angela. Zij is intelligent, mooi en pelgrim van het zuiverste water. Wij wisselen mooie verhalen uit.
Tenslotte arriveer ik in Sarria, voor velen het beginpunt van hun Camino, want van hier naar Santiago is de minimale loopafstand om in aanmerking te komen voor een compostela in Santiago, alsof dat je belangrijkste doel is. Daarom roepen velen dat je beslist moet reserveren, omdat het heel druk wordt met deze starters. In mijn geval is dat niet nodig. Ik kom Yo na dagen weer eens tegen. Het is een hartelijk weerzien en zij brengt mij linea recta naar haar albergue, waar nog voldoende vrije plaatsen over zijn. Wij gaan samen wat eten en drinken en allengs sluiten een handvol caminovrienden aan, alsook een snuiter, die het patent heeft op de mores van de Camino en zijn Camino etiquetteregels opdreunt en daarmee de uitgelaten stemming een ogenblik lamlegt. Het werd toch een goede ouderwetse caminodag.
1 oktober 2024, Sarria - Portomarín, 22 km, totaal 717 km.
Ik moet eigenlijk rust houden van mijn lijfarts, maar dat kan niet. Ik wil verder. Wel loop ik heel rustig en neem geregeld lange pauzes. Honderden lopers komen voorbij, velen op hun eerste caminodag. Onderweg laat ik om het thuisfront gerust te stellen, in een bar een taxi bellen voor de laatste tien kilometer, maar die is er niet. Veel te druk bezig met luie lopers, denk ik. Ik neem nog een shot antibiotica en paracetamol en loop daar vrolijk mee door, onderwijl gezellig kletsend met Shana uit Australië. Zij kondigde tien jaar geleden haar scheiding aan bij haar man, ging daarna met hem op vakantie en kwam er met hem nooit meer op terug, maar hij mag niet mee op de Camino. Dat zijn toch verhalen.
Het gaat een beetje regenen. De lopers pakken hun nieuwe poncho’s uit en veranderen in kobolds. De route is mooi, weliswaar minder fraai dan gisteren, maar dat weten de eerste-dag lopers niet.
In Portomarín is het raak bij het eerste de beste hostel, een moderne variant op het begrip albergue. Ik slaap een paar uur en ga daarna de stad in. Deze stad is gebouwd als vervanging van een ondergelopen stad in een stuwmeer. De burcht van een kerk is steen voor steen herbouwd. De lange zuilengalerijen maken een kunstmatige indruk. De ziel van de stad is in het stuwmeer achtergebleven.
Ik eet samen met Rien en Martha, broer en zus en Luna die uit Korea komt, allemaal vriendelijke intellectuelen. Ik maak aanstalten om Martha over de Camino Teresiano te vertellen. Het triggert bij haar een college over Teresa van Ávila en haar tijdgenoten, waardoor zij mijn verhalen over de Camino en een wit konijn misloopt. Ik kan m’n pizza niet op, pak het in maar vergeet het mee te nemen. Het is bedtijd.
2 oktober 2024, Portomarín - Palas de Rei, 33 km, totaal 750 km.
Als het regent kun je beter niet in het donker gaan lopen als je alleen maar het lampje van de telefoon hebt om bij te lichten. Nu moet ik om m’n telefoon droog te houden bijna een uur lang achter hoofdlampers aan lopen. Die lui gaan me veel te snel. Na bijna tien kilometer een bar, die overbevolkt is met de eerste golf lopers uit Portomarín. Ik sta een kwartier in de rij voor een broodje kaas, koffie en sinaasappelsap, maar om nog drie kilometer door te lopen naar de volgende bar is geen optie: ik heb honger en dat loopt niet goed. Had ik m’n pizza maar niet moeten vergeten. De rest van de dag is snel beschreven: regen, regen, regen en druk, druk, druk. Zo druk, dat op sommige plekken politie het verkeer staat te regelen.
Ik wil niet in Palas overnachten. De stad is voor mij onaantrekkelijk, de albergues zien er groot en grof uit en ik wil extra kilometers maken om de laatste dag makkelijker te maken. Ik loop trouwens weer als een paard en ben niet te stoppen. De eerstvolgende herberg is completo, de volgende gesloten. Het deert mij niet. Dan zie ik vijf kilometer voorbij de stad een herberg waar ik twee jaar geleden overnacht heb. Het heeft karakter en is niet zo massaal. Er is plek, zelfs een kamer, en een gemeenschappelijke maaltijd. Het kan wederom niet mooier. Goed, dat de eerste twee adressen afvielen. Mijn kamer bevindt zich in een watermolen en is romantisch ingericht. Veel te mooi voor een pelgrim, maar wel heerlijk. Helaas valt de stroom uit, terwijl ik mijn natte kleren en sneakers in de was had willen doen, én in de droger. Een Spaanse gast speelt gitaar en zingt. Een pelegrina zingt mee met een heldere tere stem.
De gezamenlijke maaltijd is goed en overdadig. Mijn tafeldame Karin uit Engeland draagt met trots een T-shirt waarop verwijzingen naar Jezus. Zij loopt met hem weg. Het lukt me niet om een stukje met haar mee te lopen. Jezus zit ertussen. De stroom wordt niet hersteld.
3 oktober 2024, Palas de Rei - Arzúa, 23 km, totaal 773 km.
Midden in de nacht is er weer stroom en gaat het licht in mijn kamer aan. Daar word ik wakker van en besluit het verslag van gisteren af te ronden, waarna ik weer kan slapen.
Alle natte spullen zijn ’s ochtends nog steeds vochtig. Droge reservesokken en –inlegzooltjes komen goed nu van pas. Het regent nog steeds tussen mist en motregen. Poncho aan. Ik sluit mij aan bij de kobold-processie. Doordat de Camino Primitivo hier haar deelnemers op de Francés lost is het zo druk, dat hier en daar de politie een oogje in het zeil houdt en zelfs ik soms bijna betwijfel of niet alles completo zal zijn.
Bij een oude stenen brug staat een fraaie oude gerestaureerde albergue, waar ik impulsief stop en vriendelijk wordt ontvangen door de twee Amerikaanse hospitalera’s op leeftijd. Mijn kleding gaat in de was en de droger. Er heerst rust. Maar niet voor lang. Een grote groep figuren strijkt neer, hun gebrek aan hersens luidruchtig overcompenserend. Dit is mijn eindexamen als pelgrim. Als ik hier rustig bij weet te blijven, ben ik verzekerd van mijn diploma in Santiago. Het wordt nog spannend, dus.
4 oktober 2024, Arzúa - Sabugueira, 33 km, totaal 806 km.
Ik ben rustig gebleven en trouwens de luidruchtige heren eveneens. Lang en goed geslapen ondanks de onrust in mijn buik als gevolg van het eten van pulpo, hier aangeprezen als het summum van de lokale keuken. Nooit meer, dat kan ik je wel vertellen. Te zout, te taai, te zwaar op de maag. Desondanks ontwaakt met een energie die ik in geen tijden heb gehad, mede dankzij de voor het eerst sinds dezelfde tijden ontbrekende hoestaanvallen. Het weer werkt mee met aangename temperaturen en vooral: droog. De stoet lopers is in alle vroegte uitgerust met knipperende lampjes op hun rugzakken om te voorkomen dat ze worden aangereden en met hoofdlampen om hun pad te verlichten. Mijn vader placht voor het eten te bidden: “Gij zijt een lamp voor onze voet en een licht op ons pad”, maar Gij is niet meer nodig. Wij hebben led. Voor de luidruchtige heren van gisteravond staat onderweg op een stenen picknicktafel een buffet klaar, compleet met een grote ham in een metalen houder. The Camino provides? Wij hebben een touroperator. Gezellige babbels met deze en gene, in het bijzonder drie dames uit de VS, die aan mijn lippen hangen, als ik op een terras mijn curriculum vitae van de Camino uit de doeken doe. Ik beloon hun oprechte belangstelling met het authentieke konijnenverhaal. Na afloop willen zij niets liever dan mijn drankje betalen. Elk van hen komt in aanmerking voor een wit minikonijn, waar zij verguld mee zijn. Op een ander terras kom ik twee Nederlandse heren tegen, ook gezellig. Een Israëlische jongeman, Jacob, loopt een eindje met mij op, maar daar moet ik helaas een punt achter zetten want zijn Engels is niet te volgen en dat vraagt te veel van mijn aandacht. Tenslotte Maaike, die met twee caminovrienden op weg is naar dezelfde albergue als ik, maar dan gereserveerd.
Uiteindelijk belanden we allemaal in Sabugueira in dezelfde kamer van een aantrekkelijke herberg. Ik krijg een normaal bed toegewezen, want ik ben nog steeds een oude man. Die leg je niet in een stapelbed. Zoals ik eerder heb gezegd: ik ben graag oud als het me uitkomt. In dezelfde kamer meldt zich ook nog een Fransman, Jean François. Die leeft zo ongeveer op de Camino en gaat gebukt onder een enorme rugzak, waar hij een mini-paletje met verf uit haalt. Hij aquarelleert een fraaie ‘stempel’ in mijn credencial. Ik ga langs de supermercado aan de overkant en haal daar mijn avondeten en een fles wijn. Ik deel glazen wijn uit aan gasten die in de tuin zitten. De meesten drinken bescheiden. Zo kom ik niet van die fles af. Dan moet ik nog maar een glaasje nemen, en nog één, per slot van rekening ben ik praktisch aan het eind van mijn missie aangekomen en dat mag wel gevierd worden. Een gitarist speelt en zingt mooie Spaanse liedjes, sommigen zingen mee en het wordt een vrolijke boel. Zo wordt deze dag in Spaanse stijl afgesloten.
5 oktober 2024, Sabugueira - Santiago de Compostela 10 km, totaal 816 km.
Het weerbericht zegt regen en nog eens regen. Mijn regenjas is jammer genoeg niet waterdicht. Toch loop ik opgewekt met drijfnatte schoenen en voeten richting Santiago.
Ik zie een bordje waar Seminario Menor op staat, een herberg mij aanbevolen door Jean François de stempelschilder. Het is een groot klassiek pand dat deel uitmaakt van een enorm kloostercomplex aan de rand van het centrum van Santiago de Compostela. Vreemd, er hangen hier overal borden met ‘completo’ en toch krijg ik zonder problemen een bed. Ik zit met natte kleren in een grote ruimte met lange tafels en stoelentot ik om twee uur zal worden toegelaten tot mijn slaapzaal. In de wachtruimte is zelfs een geldautomaat en een kleine supermarkt.
Ik ga op weg naar het compostela-kantoor. Daar constateert men dat van twee dagen de stempels ontbreken, maar na overleg met de chef krijg ik toch m’n compostela. En terecht, denk ik, maar dat zeg ik maar niet. Door naar de huiskamer van de Lage Landen. Het is er rustig en de sfeer is goed. Ik kan er mijn konijnenverhaal kwijt en laat een minikonijn achter.Verrassend: de Nederlands sprekende mevrouw van het compostela-bureau, die mij bij mijn vorige Camino zo goed geholpen heeft komt binnenlopen. Zij herinnert zich mij goed en het is een leuk weerzien. Later loop ik het compostela-bureau weer binnen en geef haar ook een minikonijn.
Hoog tijd om iets te gaan eten. Het is binnen overal druk: de stromende regen spoelt de terrassen leeg. Er is nog net één plekje vrij aan de bar van een restaurantje. Ik beland naast twee Amerikaanse dames op leeftijd, Ann en Karin. Ik weet niet wat dat is met mij, maar kom telkens in dit soort situaties terecht. Zelden mannen. Die gaan meer voor de prestatie. Het wordt weer een goed gesprek en er moet, zoals dat vaker is gebeurd, een foto met mij worden gemaakt. Zij komen in aanmerking voor een minikonijn en ik voor een omhelzing ten afscheid.
Een drietal dames uit Texas in hetzelfde etablissement, vriendelijke mensen, blijken hartstochtelijke Trumpvoters te zijn. Wegwezen. No rabbit. Nog een rondje door de stad en dan naar mijn albergue.
Mijn bed staat in een zaal, die rechtstreeks het museum in kan als representatief voor een ziekenhuiszaal uit de negentiende eeuw. Daar pas ik goed bij. Het beest is nog niet helemaal weg uit m’n longen. Tegenover mijn bed blijven twee bedden leeg. Zelfs in Santiago is reserveren niet nodig.
Camino Francés: epiloog
Gelukkig is de mens die tevreden is met wat hem toekomt.
Marsilio Ficino
Ik liep de Camino Francés van Saint-Jean-Pied-de-Portnaar Santiago de Compostela. Het witte konijn ging mee. Af en toe gaf ik er één weg aan een zielsverwant: een klein wit minikonijntje, symbool van een uitzonderlijke reis. Achthonderd kilometer zwoegen, zweten en zweven over de drukst belopen Camino in de op één na drukste maand. Nergens, maar dan ook nergens een slaapplaats gereserveerd. Immers ‘de Camino provides’, nietwaar? Sommigen zeiden dat ik in ieder geval in SJPdP moest reserveren en in Roncesvalles en in Santiago of in ieder geval dat ik een luchtbed moest meenemen voor het geval ik in een brandweerkazerne op de grond zou moeten slapen. Overal vond ik een bed, zonder maar één kilometer te veel te hebben gelopen. Nooit was ik ongerust over het vinden van een slaapplaats. San Tiago heeft alles voor mij gereserveerd.
Sommigen zeiden: “Je hebt geluk gehad, dat je altijd een bed gevonden hebt”, maar ik heb geen geluk gehad. Geluk kun je niet hebben. Je kunt een hond hebben of een diploma, een auto of desnoods een partner, maar geluk kun je niet hebben. Gelukkig zijn is een beslissing.
Laat je niets wijsmaken: er is altijd een bed. Laat de controle los, loop in vrijheid en noem het de Magie van de Camino, noem het ’t Universum of noem het een Wit Konijn en vertrouw erop dat ‘De Camino’ voor je zorgt. En dat werkt. In ieder geval bij mij. Niet alleen voor een bed op het juiste moment of een maaltijd, maar ook voor verrassende momenten met andere pelgrims: echte vriendschappen voor vijf minuten of langer.
De regen is opgehouden. Ik ga naar de vroege pelgrimsmis in de kathedraal van Santiago. Aan het eind van de mis vult de kerk zich met de witte wierook van de botafumeiro. Ik daal af in de crypte, loop langs de zilveren schrijn met de relieken van de heilige Jacobus, omhels zijn buste en steek een kaarsje aan. Dat is de traditie. Een vrouw schiet mij aan. Een hartelijke begroeting. Ik herken haar niet zo gauw. Ze opent haar hand. Een wit minikonijn in de palm van haar hand.
DEEL 3
Als de pelgrimsreis een metafoor is voor het leven, dan is er alleen maar vertrouwen nodig om ons leven te leiden, vertrouwen in de goede afloop, vertrouwen in de reisgenoten. Vanuit dat vertrouwen ga je op pad. Zonder te weten waarheen. Want wie kent de afloop van zijn leven?
Wim Diepeveen
Mijn Camino cv
Peregrino por siempre
Voor zover het je interesseert kan je in de volgende hoofdstukken kennis nemen van de Camino’s, die ik liep in de jaren 2021 – 2024.
2021
Rotterdam – Saint-Jean-Pied-de-Port
Een leerweg lange afstand wandelen
Ik hoorde voor het eerst over de pelgrimswegen naar Santiago in 1998. Een vriendin liep, door de plaatselijke pastoor voorzien van een pelgrimszegen.
vanuit Nederland naar Santiago. Haar verhalen riepen een verlangen op, ook op weg te gaan. Het kwam er niet van tot een tijdschriftartikel over de Camino naar Santiago mij begin 2021 wakker schudde. Ik legde mijn plan om in drie maanden van Rotterdam naar Santiago te lopen voor aan mijn vrouw Ellen. “Natuurlijk moet je dat doen. Je moet honderd worden en lopen is goed voor je lichaam en geest. Je hebt hard gewerkt. Geniet van het leven.” was haar ruimhartige reactie, waar ik haar nog steeds dankbaar voor ben. In die tijd was door covid het openbare leven zo goed als tot stilstand gekomen. Wandelen was bijna het enige wat was toegestaan. En dat deden we, Ellen en ik. Het was een prachtkans om in alle rust Rotterdam te verkennen, waar wij sinds kort woonden. Wandelen voelde als een bevrijding van de beperkingen van covid en het was een mooie voorbereiding op de langere wandeling die ik zo spoedig mogelijk zou gaan maken, immers ik was 74 en wist niet hoe lang ik nog tijd en energie had voor de tocht, die in mijn verbeelding lang en zwaar zou zijn.
Zodra de beperkingen van corona werden versoepeld ging ik met acht kilo inclusief tentje en zelfs een vederlicht stoeltje in mijn rugzak op weg. Ter geruststelling van Ellen kon zij in haar telefoon zien waar ik mij bevond. Bovendien wilde zij graag, dat ik een powerbank meenam om mijn telefoon zo nodig te kunnen bijladen. Ik liep in spiksplinternieuwe hoge schoenen tot ik in België niet verder kon. Grote blaren onder beide voeten maakten dat mijn wandeling wekenlang stil lag. Daardoor kwam ik dat jaar niet verder dan Saint-Jean-Pied-de-Port aan de voet van de Pyreneeën bij de grens met Spanje.
Ik liep niet tevergeefs. Het was met recht een leerweg. Ik leerde mijn voeten te verzorgen, welk schoeisel mij beviel, welke spullen thuis konden blijven en welke onmisbaar waren. Ik leerde, dat mijn leeftijd geen beletsel was en dat ik gaandeweg een uitstekende conditie opbouwde en steeds langere afstanden kon afleggen, maar ook dat nieuwe schoenen problemen kunnen geven. Ik leerde kaartlezen, navigeren en onderdak-adressen vinden en vooral hoe wonderlijk de wegen naar Santiago zijn.
Door België en Frankrijk te voet: wat een belevenissen, wat een prachtige landen en wat een mooie manier om dat lopend te ervaren. Het verlangen naar de Camino werd er niet minder op. Het jaar daarop zou ik opnieuw vanuit Rotterdam richting Santiago gaan, maar nu beter voorbereid.
2022
Rotterdam – Santiago de Compostela
Een uitnodiging om uit het gewone leven te stappen en een buitengewone reis te gaan maken.
Ik had natuurlijk vanuit SJPdP verder kunnen lopen, maar ik wilde heel graag in één keer van huis naar Santiago lopen, in mijn opvatting een voorwaarde waar een ‘echte’ pelgrimage aan moest voldoen en dus vertrok ik opnieuw vanuit Rotterdam. Op deze lange Camino wilde ik ‘meditatief lopen’. Ik wist zelf niet goed wat dat betekende, maar wel dat ik niet voor de sportieve prestatie of als toerist zou gaan en dat ik niet bijzonder geïnteresseerd was in openbaar vervoer of allerhande bijzonderheden langs de route, zoals musea, bouwstijlen, terrassen, haute cuisine, landschapstyperingen, geschiedenis, enz, maar des te meer in het simpele ervaren van het lopen op zich en wat dat met mij zou doen. Naïef, onbevangen en het liefst getrakteerd op geestverruimende ervaringen.
De eerste vier dagen ging ik elke avond met het openbaar vervoer terug naar huis. Op dag vijf liep ik met Ellen van Middelburg naar de veerhaven van Vlissingen. Op dag zes stak ik met het veer de Schelde over en daarmee begon voor mijn gevoel mijn Camino. Drie dagen later liep ik ergens in België langs de Schelde. In de afgelopen dagen had ik reeds de nodige interessante ontmoetingen gehad, die mij in de gewenste Camino-stemming brachten. Zo was er een graaf die mij gastvrijheid bood in zijn kasteel, een schippersechtpaar dat mij in hun prachtige binnenschip uitnodigde voor een paar koppen koffie op een dag zonder koffie, een traiteur die met zijn auto stopte om mij op een ochtend zonder ontbijt zomaar een paar overheerlijke broodjes te geven. Zoals gezegd, ik liep langs de Schelde op een jaagpad. Om de tien meter een dikke boom. Voor één van die bomen zat een konijn. Dat viel mij op, niet alleen omdat ik tot nog toe geen enkel konijn had gezien, maar vooral omdat het beestje spierwit was en rechtop zat. Het leek op een pluchen speelgoedkonijn wat door een kind was achtergelaten, maar het was wel degelijk een echt konijn dat bij mijn nadering in zijn holletje onder de boom verdween. Op dat moment kwam de wonderlijke gedachte bij mij op dat ik wilde weten wat daar de betekenis van kon zijn. Zonder er verder over na te denken pakte ik mijn telefoon en toetste op internet: ‘spirituele betekenis wit konijn’. Het eerste wat ik las was de volgende tekst:
‘Het witte konijn is een teken van de mogelijkheid tot spirituele verlichting en een ontmoeting met het Goddelijke. Het witte konijn symboliseert een uitnodiging om uit het gewone leven te stappen en een buitengewone reis te gaan maken.’
Ik was verbluft en meer dan dat. Ik zag het als duidelijk teken, dat ik niet alleen liep, maar werd vergezeld werd door….. ja, door wie of wat eigenlijk?
Als kind zag ik in de zwartekousenkerk van mijn ouders schijnbaar vrome lieden. Tijdens de ellenlange diensten was voldoende tijd om na te denken. Zo dacht ik dat er in dit verband twee soorten mensen waren: mensen die eenvoudigweg in God geloofden, met het risico dat je van je geloof kon vallen en mensen die God kenden uit persoonlijke ervaring en direct contact met Hem hadden. Dat leek mij een degelijker overtuiging. Zo vermoedde ik dat de dominee professioneel in direct contact met God zou moeten staan. Het leek mij minder waarschijnlijk, dat hij zomaar wat beweerde, zonder dat hij dat uit de Eerste Hand had vernomen. Bovendien had hij daarmee gegarandeerd een toegangsbewijs tot het eeuwige leven in de hemel. Dat leek mij wel wat. Deze kinderlijke gedachten waren de basis voor mijn levenslange belangstelling voor en onderzoek naar spirituele ervaringen. Meditatie heb ik veel geprobeerd om zo tot de wondere wereld van het universum door te dringen. Beperkt succes. Tot iets mij de merkwaardige gedachte ingaf om op internet naar de betekenis van het witte konijn te zoeken. Het antwoord was ronduit opzienbarend en voor mij een teken, dat ik niet alleen liep. Ik hoefde niet langer te geloven dat dit ‘iets’ bestaat. Sinds die bijzondere gebeurtenis is het witte konijn voor mij het symbool van, laten we zeggen, het universum en in het bijzonder de magie van de Camino. Op zoek naar het wonderbaarlijke werd de essentie van mijn pelgrimages en het lopen op de Camino een soort meditatieve retraite.
Het oorspronkelijke plan was om na SJPdP over te stappen op de Camino del Norte. Door een vergissing bij het maken van reserveringen belandde ik onbedoeld op de Camino Francés. Achteraf maar goed ook. Ik zou tegenwoordig iedereen die voor het eerst naar Santiago loopt willen aanraden dat via de Camino Francés te doen: de klassieke pelgrimsroute als een ‘rite de passage’ vanuit tal van Europese landen.
Na aankomst in Santiago meldde ik op facebook, dat mijn pelgrimage was voltooid en dat ik pelgrim af was. Prompt stuurde iemand een reactie: je bent en blijft van nu af aan pelgrim: Peregrino por siempre!
2023
Camino Portugués, Camino Fisterra, Vía de la Plata / Camino Sanabrés, Camino del Norte / Camino Primitivo
Pelgrims gaan op voorhand akkoord met wat hen overkomt. Wat gebeurt is goed. Mijn bed is goed. De ontvangst is oké. De nachtrust ook. En dan kan de pelgrim weer verder. Want daar gaat het om. Lopen. Verder.
Hape Kerkeling
Ellen begreep uit mijn verhalen, dat het goed toeven is op de Camino en zo besloot zij met mij in het voorjaar de Camino Portugués te gaan lopen. Wij verbleven veelal in B&B’s en hotelletjes. Na Santiago liepen we door naar Fisterra en Muxía. Het werd een heerlijke reis en een geheel nieuwe ervaring van de Camino. Ik leerde, dat samen lopen andere kwaliteiten heeft dan solo.
Direct hierna ging ik met de trein naar Sevilla om ‘nog even’ de Plata ‘te doen’. Eigenlijk was het plan de Norte te gaan lopen. In de zomer is het in het noorden meestal iets koeler dan middenin Spanje, maar het weer sloeg om van extreme hitte naar acceptabele temperaturen in het hele land, wat de kans bood om verantwoord middenin de zomer dwars door Spanje te lopen. In Granja de Moreruela stapte ik over op de rustige Camino Sanabrés die verder naar Santiago voerde. Duizend kilometer natuur, steden, dorpen en zo Spaans als maar kan.
Een onvergetelijke wandeling, maar nog steeds was de Norte niet bewandeld. Daarom vertrok ik september 2023 naar Bayonne om eindelijk de Camino del Norte te lopen, een rustige landschappelijk fraaie route met een levendige toeristische atmosfeer langs stranden en baaien, mooie dorpen en steden. Halverwege stapte ik over op de Camino Primitivo, die met haar rust en ruimte beter dan de Norte tegemoetkomt aan de behoeftes van een pelgrim, althans dat denk ik. Hier groeide richting Santiago een groep van caminovrienden die de laatste avonden samen aten en dronken, praatten en lachten. Onvergetelijke herinneringen.
2024
Camino Portugués, Camino Fisterra, Camino de Levante / Camino Teresiano / Camino Torres, Camino Francés
The Camino provides
Ellen wilde graag nog een keer met mij de Camino Portugués lopen. Net als in het vorige jaar liepen we door naar Muxía. Bijna 400 kilometer, maar niet genoeg voor mij, dus begin juni direct daarna door naar Valencia voor de Camino de Levante. Ook deze keer werkte het weer mee. Niet te warm waardoor het verantwoord was om midzomer deze lange wandeling dwars door Spanje en Portugal naar Santiago te maken.
In Ávila stapte ik van de Camino de Levante over op de wonderschone en stille Camino Teresiano, die vlak voor Salamanca eindigt in Alba de Tormes.
Vanaf Salamanca ging het verder over de Camino Torres. Daarvoor, op de eerste 1250 van de 1400 kilometer, heb ik slechts één andere loper ontmoet, met uitzondering van Salamanca, waar de route de Vía de la Plata kruist. De stilte gaf voldoende gelegenheid om te reflecteren op het begrip pelgrimeren.
Na Ponte de Lima valt de Torres samen met de Camino Portugués Central. Hier zag ik eindelijk weer wandelaars naar Santiago en had ik bijzondere ontmoetingen met andere pelgrims, zo kenmerkend voor de Camino. Bij thuiskomst verzekerde ik mijn vrouw dat dit wel genoeg was voor het lopende jaar. Niets bleek minder waar. Binnen twee maanden was ik alweer op weg en wel met een reden.
Onderweg en op allerlei facebook-pagina’s zag ik hoe mensen zich in de strijd tegen hun angsten en onzekerheden over het lopen op de Camino vastklampen aan vermeende zekerheden zoals samen lopen, gereserveerde overnachtingen, elektrische fietsen, transport van hun bagage, groepsreizen en dergelijke en daarmee hun kans om de spirituele potentie van een Camino te ervaren, frustreerden. Als tegenwicht besloot ik een boek te schrijven over de magie van de Camino vanuit de gedachte, dat de Camino voor je zorgt, dat het werkt om daar voor en tijdens je reis volledig op te vertrouwen en dat het dus niet nodig is, je van tevoren ergens zorgen over te maken, allerhande zekerheden in te bouwen en van alles tot in detail vast te leggen. Ik dacht dat ik als schrijver niet overtuigender kon zijn door de achthonderd kilometer van de drukst belopen Camino in de op één na drukste maand van het jaar, namelijk de Camino Francés in september, zonder reserveringen te gaan lopen en het reserveren van mijn overnachtingen geheel aan het universum over te laten. Hoe dat is afgelopen heb je in dit boek kunnen lezen: The Camino provides!
Thuiskomen
A lo largo del Caminohay un mundo mágicoque tu no ves, es el guardián protector que te guiará y aguardara dandote suerte.Buen Camino.’
Santiagus
Langs de Camino del Norte lopend op weg naar Santiago, valt mijn blik op de tekst van een miniscuul tegeltje, ingemetseld in een muur. Ik maak een foto en denk er verder niet meer aan.
Nu, ruim een jaar later, kom ik die foto weer tegen terwijl ik over mooie dingen van de Camino schrijf. Met hulp van Google Translate wordt de tekst vertaald:
‘Er is langs de Camino een onzichtbare magische wereld met een beschermende bewaker die je zal begeleiden en die op je wacht om je geluk te geven. Buen Camino. Santiagus’
Dit caminowondertje, zo maar langs de kant van de weg, is mij uit het hart gegrepen. Een tegeltjeswijsheid over het magische van de Camino en wat mij betreft niet alleen van ‘de’ Camino. Ik wil daar, net als Santiagus, over schrijven.
Maar wie is die Santiagus eigenlijk? Hij is niet terug te vinden op het web, zelfs niet in de Biblioteca Nacional de España. Ik heb A.I. aan het werk gezet en die zegt, dat het een pseudonym is voor Santiago López Navarrete, maar ook die vis ik niet op met het internet. Ik moet er naar gissen of hij op sandalen van herberg naar herberg liep met knapzak en zelf gekerfde stok of dat hij op een elektrofiets reed, zijn overnachtingen reserveerde, gebruik maakte van taxi’s en bagagetransport. Jammer, dat ik hem niet kan vinden. Ik had hem graag de hand geschud.
Echter, zijn onzichtbare magische wereld heeft mij gevonden en schudt toetsenbordtikkend mijn hand terwijl ik over de Camino schrijf.
Thuisgekomen vervolg ik mijn Camino, mijn levensweg, steeds weer op zoek naar het wonderbaarlijke.
Denk niet dat je pelgrimage in Santiago ‘klaar’ is. Reken maar dat je ervaringen op de Camino, om niet te zeggen lessen, je altijd bij zullen blijven. Je neemt jouw eigentijdse versie van een aflaat mee naar huis. Peregrino por siempre.
Rotterdam, maart 2025
Dankwoorden
Allereerst Ellen, dankjewel, dat je mij ruimhartig maandenlang afstond aan de Camino en mij in liefde gunt en stimuleert, dat ik telkens weer eindeloos langs de Camino mijn spirituele ontdekkingsreizen voort kan zetten. Je las het manuscript over en over. Dank voor je geduld en alle correcties.
Wit Konijn, bedankt dat je mij op 5 april 2022 om 18:30 uur in de buurt van Esquelmes in België langs de Schelde opwachtte om mij rechtstreeks in contact te brengen met ‘IETS’ wat je veel namen kunt geven, bijvoorbeeld ‘Bron van Alles’ of ‘Universum’.
Dank U wel, IETS.
AnneMarleen, dankjewel voor het fraaie portret van mij met het witte konijn. Ik ben er heel blij mee.
Neeltje, 27 jaar geleden bracht je mij met jouw caminoverhalen op het spoor van het pelgrimeren naar Santiago. Daar ben ik je nog altijd dankbaar voor.
Dank aan Frans, Maarten, Ben, Netta, Della ….Zij hebben met grote toewijding het manuscript gelezen en waardevolle commentaren geleverd.
Dennis, jij komt in aanmerking voor een White Rabbit Award vanwege alle tijd die je besteedde aan de Engelse vertaling…
Dank aan alle lezers. Jullie zijn onmisbaar voor de instandhouding van de aloude waarden van de camino en leveren daar een bijdrage aan door de moeite te nemen, dit boek te lezen.
Dank aan alle pelgrims, hospitalera’s en hospitalero’s, met wie ik dierbare ontmoetingen had en die daarmee voor mij de spirituele aantrekkingskracht van de Camino versterkten.….
Verantwoording
Dit boek is samengesteld op basis van persoonlijke indrukken, opvattingen en ervaringen van de schrijver. Je mag je hierdoor laten inspireren, graag zelfs, maar uiteraard blijf je zelf verantwoordelijk voor de keuzes die je maakt. Dat geldt alle aspecten van het pelgrimeren: wat je meeneemt, of je alleen loopt of in gezelschap, al dan niet georganiseerd, of je slaapplaatsen reserveert, enzovoorts.
Raadpleeg een (sport)arts als je niet zeker weet of je fysiek en of mentaal in staat bent een lange wandeltocht te ondernemen.
Appendix
Gewicht rugzak
Rugzak Gram
Rugzak 810
Nektasje 165
Kleding
Onderbroek 65
2 paar (teen)sokken 60
Korte broek 165
Fleecejasje 210
Shirt lange mauw 115
Gewatteerd jasje 330
Slippers 260
Wassen
Handdoekje 85
Toiletartikelen 280
Regen
Poncho 335
Gamaschen 100
Elektronica
oplader etc. 120
Slapen
Slaapzak + hoes 825
Eten en drinken
Spork 10
Drinkflesje 50
Diversen
Zitmatje 45
extra maximaal 500
Stokken
2 stuks, meestal niet in rugzak 325
Totaal 4,5 - 5 kilogram
In het koude seizoen komt daar aan extra kleding maximaal 600 gram bij.
Gaan tent en luchtbed mee dan komt er nog ongeveer1400 gram bij.
Alles bij elkaar inclusief tent met toebehoren en extra kleding en warmere slaapzak voor het koudere seizoen niet meer dan 7 kilogram.
Negeer de 10% regel. Ga voor het minste gewicht.
Spaanse woorden
Schuingedrukte woorden in het hoofdstuk Carrer del Miracle staan in onderstaande woordenlijst. Deze lijst staat in de volgorde van het verhaal. Als je al niet aanvoelt wat een bepaald woord betekent, dan kun je het hier vinden. Ook als je geen woord Spaans spreekt leer je spelenderwijs binnen twee dagen de woorden van deze woordenlijst, zelfs als je geen taal-talent bent, zoals ik. Daar hoef je van tevoren geen moeite voor te doen. Leer je gemakkelijk een taal, dan is het fijn als je een beetje Spaans en of Portugees leert voor je vertrek, vooral handig als je met iemand die uitsluitend Spaans spreekt wilt bellen. Heb je langs de Camino de politie nodig, dan kun je in Spanje gebruik maken van de app AlertCops, dan krijg je zeker een Engelssprekende politie aan de lijn, en die ziet precies, waar jij je bevindt.
Het is essentieel, dat je er op vertrouwt, dat jij je overal verstaanbaar kunt maken, al ken je maar een paar woorden….
desayuno ontbijt
buen Camino goede weg (pelgrimsgroet)
iglesia kerk
gracias bedankt
nada niet(s te danken) (landhuis)
casa rural landelijk huis
albergue herberg
finca landgoed
peregrino pelgrim (man)
peregrina pelgrim (vrouw)
zumo de naranja sinaasappelsap
menú del dia menu van de dag
credencial (compostela) pelgrimspaspoort
hospitalera gastvrouw
hospitalero gastheer
pollo kip
plato combinado bord met divers eten
donativo donatie, gift
torero stierenvechter
De la cuna al sepulcro van de wieg tot het graf
señor meneer
albergue communal gemeentelijke herberg
mal slecht
helada ijs
Donativo
Veel herbergen langs de Camino worden gefinancierd door middel van een vrijwillige bijdrage, een donativo, van de gasten. Het principe is dat jij betaalt voor een gast van morgen die het niet zo breed heeft.
Dit boek wordt in lijn met deze goede oude donativo-traditie digitaal zonder winstoogmerk of (verborgen) commerciële motieven om niet ter beschikking gesteld. Wil je een donatie doen, dan zijn er meerdere mogelijkheden voor een ‘donativo in natura’.
1. Stuur naar zo veel mogelijk relaties (vrienden, familie) en met name naar mensen, die een camino willen gaan lopen of hebben gelopen, een link naar dit boek door en….
2. Stuur naar mij een berichtje met een korte beoordeling van dit boek en geef aan of je op de hoogte wilt worden gehouden van nieuwe berichten van mijn kant over nieuwe hoofdstukken en wat dies meer zij. Ook aanvullingen of correcties zijn welkom.
Contact
Vond je het leuk vond om mijn verhalen te lezen, denk je een goed idee te hebben om dit boek mooier te maken, of heb je een andere boodschap? Laat het me weten! Een contactformulier staat onderaan op de website.
Boeken
Quotes of citaten worden teruggevonden in onderstaande literatuurlijst.
Jeroen Gooskens, Ver onderweg. Valkhof Pers 1998.
Steven Graham, Het geluk van de wandelaar. Uitgeverij Oevers 2022. Oorspronkelijke titel: The Gentle Art of Tramping.
Neale Donald Walsch, Een ongewoon gesprek met God. Kosmos uitgevers 1997. Oorspronkelijke titel: Conversations with God: an uncommon dialogue.
Hape Kerkeling, Ik ben er even niet. Uitgeverij Ten Have 2007. Oorspronkelijke titel: Ich bin dann mal weg.
Marsilio Ficino, Brieven, Boek lll. Uitgave Rozekruis Pers, 1996
De Gids voor de pelgrim. Uitgave Nederlands Genootschap van Sint Jacob, 2021.
Wim Diepeveen, Altijd vandaag. Lopen naar het einde van de wereld. Uitgeverij Palmslag, 2021
FLAPTEKST:
Maak van je wandeling naar Santiago
een
magische ontdekkingsreis
Willem Gerritsen liep vanaf 2021 meer dan 300 dagen op de Camino’s naar Santiago. Tijd genoeg om te filosoferen over het bijzondere karakter van deze oude pelgrimswegen, daarin aangemoedigd door de miraculeuze ontmoeting met een wit konijn.
Wil jij ook een Camino doen? Zijn boeiende verhalen zijn een inspiratie om van een gewone wandeling een wonderlijk mooie en verrassende ontdekkingsreis te maken met volop kansen om de magie van de Camino in bijzondere vriendschappen, helende inzichten, geestelijke groei en zelfs transcendente ervaringen te ontdekken.
Willem Gerritsen (1946), gepensioneerd psychiater en psychotherapeut, is actief als informant bij het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, waar hij met zijn uitgebreide ervaring pelgrims in spe op weg helpt. Met 'Witte Konijnen op de Camino’ toont hij aan dat zelfs op hoge leeftijd met een redelijk gezond lijf lange wandeltochten mogelijk zijn en, wanneer je daarvoor openstaat, de magie van de Camino dichtbij is.
Vond je het leuk vond om mijn verhalen te lezen, wil je nog meer verhalen, denk je een goed idee te hebben om dit boek mooier te maken, of heb je een andere boodschap? Laat het me weten!